● Gebruik een hulpstartaccu met
dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de ontla‐
den standaardaccu van 12 V.
● Gebruik hulpstartkabels met
geïsoleerde aansluitklemmen en
een diameter van minstens
16 mm
.
2
● Koppel de ontladen standaard‐
accu van 12 V niet los van de
auto.
● Alle onnodige stroomverbruikers
uitschakelen.
● Leun tijdens de hulpstart niet
over de standaardaccu van 12 V
heen.
● De aansluitklemmen van de ene
kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar
tijdens de hulpstart niet raken.
● Schakel de parkeerrem in en zet
de keuzehendel in de stand P.
● Open de beschermkap van de
pluspool van beide accu's.
Accupolen in de motorruimte
De accupolen voor het starten van de
auto met hulpstartkabels zitten in de
motorruimte.
De pluspool zit onder een kap. Open
de afdekking alvorens de auto met
hulpstartkabels te starten.
De minpool van de accu is een
tapeind op een steun in de buurt van
de oplaadmodules.
Verzorging van de auto
Auto met starthulpkabels starten
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Sluit het andere uiteinde van de
rode kabel op de pluspool van uw
ontladen accu aan.
3. Zwarte kabel op de minpool van
de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de
zwarte kabel aan op de minpool
(tapeind).
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
253