140
Infotainmentsysteem
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
● U kunt maximaal tien apparaten
met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld
apparaat tegelijk met het Infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer
noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Sluit het apparaat daarom
aan op een USB-poort, zodat het
wordt opgeladen.
Een nieuw apparaat koppelen
1. Activeer de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op p en selecteer 1 links‐
boven in het scherm om het over‐
zichtsscherm met de applicaties
op te roepen.
Selecteer Telefoon op het display
van het infotainmentsysteem. Het
menu Apparaten wordt weerge‐
geven.
Let op
Het menu Apparaten kan ook via het
instellingenmenu worden geopend:
Druk op p en selecteer 1 linksbo‐
ven in het scherm om het overzichts‐
scherm van de applicatie op te
roepen. Selecteer Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer
Apparaten.
3. Druk op App. toev.. Alle detec‐
teerbare Bluetooth-apparaten in
de omgeving verschijnen in een
nieuwe zoekresultatenlijst.
4. Selecteer de apparaatnaam van
het Bluetooth-apparaat dat u wilt
koppelen.
5. Bevestig de berichten op het
Bluetooth-apparaat en het info‐
tainmentsysteem.
6. Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.