verhogen, moet het vertraagd
laden worden genegeerd.
Tijdsgestuurde oplading 3 206.
● Langzaam knipperend groen,
twee claxonpiepjes: Het opladen
wordt vertraagd door tijdsge‐
stuurd opladen. Het opladen
begint op een later tijdstip.
● Ononderbroken groen - geen
claxonsignalen: Het opladen is
voltooid.
● Ononderbroken geel, geen
claxonpiepje: Stekker van de
auto zit in stopcontact. Na het
aansluiten van een geschikte
oplaadkabel op het stopcontact is
het normaal dat het lampje
oplaadstatus enkele seconden
lang geel wordt. Het ononderbro‐
ken gele lampje blijft mogelijk
branden afhankelijk van de auto
en van de vraag of er sprake is
van algehele onderbreking.
Dit kan er ook op duiden dat het
oplaadsysteem een storing heeft
waargenomen en de hoogspan‐
ningsaccu niet oplaadt.
● Geen lichtsignaal (bij aansluiten)
- Geen claxonpiepjes: Controleer
de aansluiting van de oplaadka‐
bel.
● Geen lichtsignaal (na indicatie
van de groene of gele oplaadsta‐
tusindicator) - Geen claxonpiep‐
jes: Controleer de aansluiting van
de oplaadkabel. Als de aanslui‐
ting in orde is, kan dit te maken
hebben met een elektriciteits‐
netstoring en begint het laden op
een later tijdstip. Dit kan ook
gebeuren als de auto een storing
in het hoogspanningslaadsys‐
teem heeft waargenomen.
● Geen lichtsignaal - drie claxon‐
signalen: De oplaadklep staat
open.
● Geen lichtsignaal - meerdere
claxonsignalen: De voeding werd
onderbroken, voordat de oplaad‐
procedure kon worden voltooid.
De claxonsignalen stoppen
wanneer de voeding binnen
90 seconden wordt hersteld.
Om de waarschuwing te doen
verdwijnen moet u de oplaadka‐
Rijden en bediening
bel loskoppelen of ( op de elek‐
tronische handzender indrukken.
De waarschuwing voor verliezen
via de oplaadkabel is te deacti‐
veren in het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
In een van de bovenstaande situaties
kan het systeem de temperatuur van
de hoogspanningsaccu regelen. Dan
moet er elektrische energie naar de
auto worden overgebracht.
Als de auto is aangesloten op het
stroomnet en is ingeschakeld, knip‐
pert het lampje oplaadstatus of het
brandt continu groen, afhankelijk van
het laadniveau.
Als de auto op het stopcontact aange‐
sloten is en het lampje oplaadstatus
uitstaat, is er een oplaadstoring gede‐
tecteerd.
215