22
Sleutels, portieren en ruiten
Bij een niet volledig gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐
deling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 93 is geactiveerd.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m
van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Ontgrendelen
Druk op de knop op de desbetref‐
fende buitenkruk en trek aan de kruk.
De ontgrendelmodus is in te stellen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display. U kunt uit twee
instellingen kiezen:
● Alle portieren en de bagage‐
ruimte worden met één druk op
de knop op een van de buiten‐
krukken ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en
de bagageruimte worden met
één druk op de knop op het
bestuurdersportier ontgrendeld.
Om alle portieren te ontgrende‐
len, drukt u tweemaal op de toets.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Passieve ontgrendeling deactiveren
De passieve ontgrendeling van de
portieren en de bagageruimte is te
deactiveren bij het uitschakelen van
het contact.
Om de passieve ontgrendeling te
deactiveren moet u de ) en ( tege‐
lijkertijd zo'n 3 seconden lang inge‐
drukt houden.
Na deactivering van de passieve
ontgrendeling lichten de richtingaan‐
wijzers viermaal kort op. Bij een daar‐
opvolgende poging tot opening van
een portier of de achterklep lichten de
richtingaanwijzers opnieuw viermaal
kort op om aan te geven dat de
passieve ontgrendeling is gedeacti‐
veerd.