Montage
Uitvoeringen met plug met openingen
Plug met openingen met dezelfde karakteris-
tieken kunnen dicht bij het sluitvlak slechts één
boring bevatten. Afhankelijk van de ontwerp-
diameter van het ventiel zijn de boorsjablo-
nen verschillend uitgevoerd en deels asymme-
trisch gerangschikt. Het doorstromend medi-
um in het ventiel ontsnapt door de openingen,
zodra de plug uit de zitting wordt gehaald.
Om optimale stromingscondities binnen het
ventiel te garanderen, moet er altijd een plug
met openingen worden gemonteerd, zodat de
opening die het eerst opent naar de ventieluit-
gang wijst, zie Fig. 5-5.
Î Voor de montage van de aandrijving het
boorsjabloon van de plug met ope-
ningen controleren en de boring die het
dichtst bij het sluitvlak ligt, vaststellen.
Deze opent als eerste als de plug uit de
zitting wordt gehaald.
Î Bij de montage van de aandrijving ga-
randeren dat de boring die als eerste
opent, naar de ventieluitgang wijst.
5-10
Klep-
steel
Sluitvlak
Plug met
ope-
ningen
Fig. 5-5: Plug met openingen
Montage-afmetingen voor ventielen tot
DIN 150/NPS 6
De volgende montage-afmetingen gelden
voor ventielen van het type 3241 met ont-
werpdiameters NPS <8/DN <200:
Dichtst bij het
sluitvlak liggen-
de boring
EB 8012 NL