5 Montage
De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamhe-
den mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
vakkundig personeel dat voor de desbetreffen-
de taak dienovereenkomstig gekwalificeerd is.
5.1 Inbouwcondities
Operatorniveau
Het operatorniveau voor het regelventiel is
het frontale aanzicht op alle schakelelemen-
ten van het regelventiel inclusief aan-
bouwapparaten, vanuit het perspectief van
de operators.
De installatie-exploitant moet garanderen
dat de operators na montage van het appa-
raat alle noodzakelijke werkzaamheden
zonder gevaar en gemakkelijk toegankelijk
op het operatorniveau kunnen uitvoeren.
Ophanging leiding
De in- en uitlooplengten (zie Tabel 5-1) zijn
afhankelijk van verschillende factoren en
procesomstandigheden en dienen gelezen te
worden als aanbeveling. Bij significante on-
derschrijding van deze door SAMSON aan-
geraden lengten, overleggen met SAMSON.
Voor een probleemloze werking van het re-
gelventiel, voor de volgende omstandighe-
den zorgen:
Î In- en uitlooplengten aanhouden, zie Ta-
bel 5-1. Bij afwijkende ventielcondities
en mediumtoestanden met SAMSON
overleggen.
Î Regelventiel met weinig trillingen en zon-
der mechanische spanningen monteren.
EB 8012 NL
Paragrafen 'Inbouwpositie' en 'Stut en op-
hanging' in dit hoofdstuk in acht nemen.
Î Regelventiel zodanig monteren dat er
voldoende plaats beschikbaar is voor het
vervangen van de aandrijving en het
ventiel, evenals voor onderhoudswerk-
zaamheden.
Inbouwpositie
SAMSON adviseert het regelventiel in het al-
gemeen dusdanig in te bouwen dat de aan-
drijving verticaal naar boven wijst.
Bij de volgende uitvoeringen/toepassingen
moet het regelventiel met aandrijving naar
boven worden gemonteerd:
− Ontwerpdiameters vanaf NPS 4
− Ventielen met isoleer- of balgdeel voor
lage temperaturen onder -10 °C (14 °F)
Î Bij afwijkingen van deze inbouwpositie
met SAMSON overleggen.
Stut en ophanging
Informatie
Het selecteren en realiseren van een geschik-
te stut of ophanging van het ingebouwde re-
gelventiel en de leiding zijn de verantwoor-
delijkheid van de installatie-ingenieur.
Afhankelijk van de uitvoering en de inbouw-
positie van het regelventiel is een stut of op-
hanging van het ventiel, van de aandrijving
en de leiding vereist.
Bij ventielen waarbij de aandrijving niet ver-
ticaal naar boven wijst, moet het ventiel met
een geschikte stut of ophanging worden uit-
gerust.
Montage
5-1