.CZ`<<`.
.C&
Ve.:CB
&1$-2 5$16
23
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste werking-
sgrens voor de verwarming wordt de warmtepomp uitgeschakeld.
De aanvullende verwarming is alleen voor de verwarming veran-
twoordelijk.
!(5 +$-3 5$16
24
Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de verwar-
mingswerking
Onder deze buitentemperatuur schakelt de elektrische aanvullen-
de verwarming voor de verwarmingswerking belastingsafhanke-
lijk bij.
&1$-2 66
25
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de warmwaterbereiding wordt de warmtepomp
uitgeschakeld.
De aanvullende verwarming is alleen voor de warmwaterberei-
ding verantwoordelijk.
!(5 +$-3 66
26
Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de warmwa-
terwerking
Onder deze buitentemperatuur schakelt de elektrische aanvullen-
de verwarming voor de warmwaterbereiding belastingsafhan-
kelijk bij.
66-$".
27
Leerfunctie warm water
Instelling UIT
Tijdens de warmwaterbereiding wordt de warmwatertemperatuur
automatisch aangepast (zelfleereffect).
Zodra tijdens de warmwaterwerking de warmtepomp via de HD-
sensor of de heetgastemperatuur (130 °C) wordt uitgeschakeld,
wordt de elektrische aanvullende verwarming als naverwarmtrap
bijgeschakeld. Als in deze werkwijze de aanvoertemperatuur van
70 °C wordt bereikt, wordt de warmwaterlading beëindigd en
wordt de nominale warmwatertemperatuur overschreven door
de momentele reële warmwatertemperatuur.
Instelling AAN
Zodra de warmtepomp tijdens warmwaterwerking door de HD-
sensor of de heetgastemperatuur (130 °C) wordt uitgeschakeld,
wordt de warmwaterlading beëindigd en wordt de nominale
warmwatertemperatuur overschreven door de momentele reële
warmwatertemperatuur. Deze werkwijze spaart energie, omdat
het warme water uitsluitend met de warmtepomp wordt bereid.
66-'823$1$2$
28
Hier wordt de schakelhysterese bij warmwaterwerking gedefi-
nieerd.
Ô
qT% | ê
- Inschakelen van de WW-bereiding bij nominale WW-waarde
min hysterese.
66-".11$"3($
29
De warmwatertemperatuur wordt in het onderste derde van de
boiler gemeten. De uitlooptemperatuur van het warm water ligt
ca. 3 K hoger dan de gemeten temperatuur. Deze afwijking wordt
gecorrigeerd en kan indien nodig worden gekalibreerd.
-3(-+$&(.-$++
30
Als de antilegionellafunctie geactiveerd is, wordt de warmwater-
boiler dagelijks om 01:00 uur opgewarmd tot 60 °C. De legionel-
lafunctie kan alleen worden gerealiseerd met warmtepomp en
elektrisch direct aandeel (interne DHC-trappen).
1$&$+#8- ,($*
31
Instelbereik 0 tot 30
De ingestelde regeldynamiek geeft een indicatie van de schake-
lafstand tussen de compressor en de trappen van de elektrische
aanvullende verwarming. In normale situaties moet de voorin-
gestelde dynamiek voldoende snel en zonder schommelingen
werken. Bij snel reagerende verwarmingssystemen moet een
kleinere waarde worden ingesteld; bij zeer trage systemen een
hogere waarde.
23(+23 -#3()#
32
Na het uitschakelen van een warmtepomp wordt een stilstandtijd
ingesteld om de compressor te beschermen. De vooringestelde
stilstandtijd van 20 minuten mag in normale werking niet worden
onderschreden. Als een verlaging wegens reparatie- of instelwer-
kzaamheden vereist is, moet na deze werkzaamheden in elk geval
een terugstelling naar 20 minuten plaatsvinden.
1$2323(+23 -#
33
Resterende stilstandtijd
Door op de PRG-toets te drukken, kan de stilstandtijd van de com-
pressor worden opgevraagd.
$É-% 2(&
34
Deze parameter moet bij eenfasige toestellen altijd op AAN staan.
#(1$"323 13
35
Bij de ingebruikname is het mogelijk de werking van de warmte-
pomp te testen, door een onmiddellijke start van de warmtepomp
te activeren. Als de parameter wordt bereikt, verschijnt onderaan
op het display UIT. Door op de PRG-toets te drukken, wordt de
directe start uitgevoerd. De overeenkomstige pompen worden na
de start ingeschakeld. De waarde 60 wordt op het display zichtbaar
naar 0 afgeteld, daarna verschijnt AAN op het display.
Vervolgens schakelen de warmtepomp en de bijbehorende buffer-
laadpomp in. Verlaat de functie door op de toets PRG te drukken
of door de bedieningsklep te sluiten. Op het display verschijnt
weer UIT.
qqq Z`.
<é<`VHC HB