.CZ`<<`.
.C&
Ve.:CB
11.7 Ingebruikname warmtepompmanager
Algemeen
Bij de ingebruikname van de warmtepompinstallatie moeten,
behalve de instellingen op het 2de bedieningsniveau, ook de
specifieke parameters voor de installatie worden bepaald. Deze
worden ingesteld op het 3de bedieningsniveau, dat met een code
is beveiligd.
Aanwijzing
Tijdens de ingebruikname moet de warmtepompmanager
op stand-by staan. Op die manier wordt voorkomen dat
de warmtepomp ongecontroleerd start. Vergeet niet om
de installatie naar de laatste ingestelde bedrijfsmodus
te resetten.
Alle parameters moeten achtereenvolgens worden gecontrole-
erd. Ingestelde waarden moeten in de daarvoor bestemde kolom
(installatiewaarde) van de ingebruiknamelijst worden ingevoerd.
Aanwijzing
Niet alle instellingen leiden onmiddellijk tot een wijzi-
ging. Sommige instellingen sorteren pas effect in een
bepaalde situatie of na beëindiging van de wachttijd.
".#$
-1
1
-
Voor het wijzigen van parameters op het 3de bedieningsniveau
moet de juiste code met vier posities worden ingesteld. De code
die in de fabriek is geprogrammeerd, is
Nadat u op de PRG-toets heeft gedrukt (controlelamp gaat aan),
kan het eerste cijfer worden ingesteld door de draaiknop te dra-
aien. Door nog een keer op de toets PRG te drukken, wordt het
cijfer bevestigd en knippert het tweede cijfer van het codenummer.
Met behulp van de draaiknop kan het tweede cijfer van het code-
nummer worden ingesteld, enz. Wanneer het juiste codenummer
met vier posities is ingevoerd, worden er vier streepjes getoond.
Dan is de toegang tot het 3e bedieningsniveau open en op het
display verschijnt CODE OK. Wanneer de klep wordt gesloten en
opnieuw wordt geopend, moet het codenummer opnieuw worden
ingevoerd. Om de instellingen af te lezen moet het codenummer
niet worden ingevoerd.
3
+
2
Hier kunt u de menutaal kiezen.
f Druk op de PRG-toets.
f Kies de taal.
f Bevestig met de PRG-toets.
".-31 23
3
Hier is het mogelijk het contrast van de displayweergave in te
stellen.
f Gebruik de draaiknop om het contrast te veranderen.
#(2/+ 86$$1& 5$
4
Selecteer hier wat er op het display moet worden weergegeven
bij gesloten bedieningsklep. Kies tussen:
- buitentemperatuur
Ô
qT% | ê
0 0 0 .
- retourtemperatuur
- dag van de week met tijd,
- warmwatertemperatuur of
- mengkleptemperatuur.
-..#!$#1()%
5
Gedrag in geval van storing "Fatal Error" in combinatie met het
noodbedrijf:
De parameter NOODBEDRIJF kan IN of UIT worden geschakeld.
Instelling noodbedrijf op Aan:
Zodra er zich storingen voordoen en de warmtepomp uitvalt,
gaat de programmaschakelaar automatisch naar de werkwijze
Noodbedrijf.
Instelling noodbedrijf op UIT:
Zodra er zich storingen voordoen en de warmtepomp uitvalt, zorgt
de aanvullende verwarming alleen voor verwarming als vorstbe-
scherming. Daarna kan de klant zelf de werkwijze Noodbedrijf
selecteren.
*.$+%4-"3($
6
WPF 5 - 16
Het toestel is voorzien voor verwarmingsbedrijf en warmwater-
bereiding. Bij levering bevindt de parameter KOELBEDRIJF zich in
de stand UIT. Het koelbedrijf is alleen mogelijk in combinatie met
de koelmodule WPAC 1!
Toestel- en installatieschade
De parameter KOELBEDRIJF mag bij de WPF 5-16 zonder
koelmodule niet worden geactiveerd!
WPF 5 - 16 met koelmodule WPAC 1
Toestel- en installatieschade
De parameter KOELBEDRIJF moet op ACTIEF worden in-
gesteld!
Aanwijzing
De parameter Koelfunctie is alleen toegankelijk als een
FEK of een FE 7 aangesloten is. De koelfunctie is alleen
mogelijk in zomerwerking!
De WPC met de WPAC 1 koelt in 2 fasen:
Fase 1 (bronpomp)
Aan het verwarmingscircuit wordt warmte onttrokken en afgege-
ven aan de warmtebroninstallatie.
Fase 2 (bronpomp + compressor)
Bovendien onttrekt het koelcircuit warmte aan het verwar-
mingscircuit en geeft die af aan de warmtebroninstallatie.
qqq Z`.
<é<`VHC HB