.CZ`<<`.
BHC`&
10.8 Verwarmingsinstallatie vullen
Vul de verwarmingsinstallatie via de aftapping.
1 Aftapping aan verwarmingszijde
10.8.1 Watertoestand
Om schade door kalkafzetting te voorkomen moet u op het volgen-
de letten, wanneer u de installatie met verwarmingswater vult:
De totale hardheid van het water moet < 1 °dH (0,18 mmol/l aar-
dalkaliën) zijn.
Als niet voldaan is aan de hierboven vermelde vereisten, dient u
het water te ontharden.
Gevaar voor beschadiging!
Er mag geen water of regenwater worden gebruikt dat
volledig is ontzout, omdat dit leidt tot corrosievererge-
ring. Geschikte toestellen voor ontharden, evenals voor
het vullen en spoelen van verwarmingsinstallaties kunt u
via onze klantenservice lenen of deze zijn via de vakhan-
del verkrijgbaar. U kunt ook onze onthardingsarmatuur
HZEA gebruiken.
10.9 Verwarmingsinstallatie ontluchten
Ontlucht het leidingsysteem zorgvuldig.
10.10 Minimaal debiet van warmteput bij WPF 5-16
basic
De warmtepomp is zo opgevat, dat bij oppervlakte-verwarmings-
systemen geen bufferreservoir vereist is voor de hydraulische
ontkoppeling van de debieten in het warmtepompcircuit en het
verwarmingscircuit.
We adviseren echter met name bij radiatoren of een installatie
met meerdere verwarmingscircuits een bufferreservoir of een
hydraulische wissel te gebruiken.
De toestellen WPF 13 en 16 dient u in elk geval te gebruiken met
een bufferreservoir of een hydraulische wissel.
Gevaar voor beschadiging!
Het minimale debiet voor een goede werking van de war-
mtepomp moet worden aangehouden in elk bedrijfspunt
van de warmtepomp.
10.10.1 Minimaal debiet zonder bufferreservoir
Tijdens verwarmingsbedrijf zonder bufferreservoir moeten één
of meer verwarmingscircuits in het verwarmingssysteem open
blijven. Het of de geopende verwarmingscircuit(s) moet(en) in de
qqq Z`.
<é<`VHC HB
regelkamer (kamer waar de afstandsbediening geïnstalleerd is,
bijv. woonkamer) geïnstalleerd zijn. De individuele regeling van
de kamers kan gebeuren met de afstandsbediening FE 7 of FEK
of indirect door aanpassing van de stooklijn. De andere kamers
kunt u uitrusten met zone- of thermostatische kranen. U mag geen
overstortklep gebruiken. Een reeds aanwezige overstortklep dient
u buiten werking te stellen.
Om het minimale debiet in te stellen, het/de verwarmingscircuit(s)
van de regelkamer volledig openen en alle andere verwar-
mingscircuits volledig sluiten.
f Neem de zekering van de interne tweede warmtegenerator
(elektrische aanvullende verwarming DHC) tijdelijk uit (span-
1
ningsvrij maken).
f Gebruik het toestel in verwarmingsbedrijf.
f Start de instelling van de circulatiepomp wanneer het tempe-
ratuurverschil tussen de aanvoer- en retourtemperatuur niet
meer wijzigt.
f Controleer de definitieve instelling daarna in drinkwaterbe-
drijf en pas de instelling indien nodig aan.
Het minimale debiet wordt ingesteld aan de hand van het tempe-
ratuurverschil van het verwarmingssysteem.
Stel op de verwarmingscircuitpomp Δp-constant zo in, dat het
max. temperatuurverschil wordt bereikt of overschreden.
Max. Temperatuurverschil aan verwarmingszijde zonder buf-
ferreservoir
Y
Max. Temperatuurverschil [K]
X
Broningangstemperatuur [°C]
1
Aanvoer 35 °C
2
Aanvoer 50 °C
10.10.2 Minimaal debiet met bufferreservoir of hydraulische
wissel
Het minimale debiet wordt ingesteld aan de hand van het tempe-
ratuurverschil van het buffercircuit.
f Neem de zekering van de interne tweede warmtegenerator
(elektrische aanvullende verwarming DHC) tijdelijk uit (span-
ningsvrij maken).
f Gebruik het toestel in verwarmingsbedrijf.
qT% | ê