.CZ`<<`.
BHC`&
Warmtedragerconcentratie controleren:
f Bepaal de densiteit van het ethyleenglycol-watermengsel bi-
jvoorbeeld met behulp van een densiteitmeter.
Aan de hand van de gemeten densiteit en temperatuur kunt u de
beschikbare concentratie uit het diagram aflezen.
{ = vorstbescherming
Aanwijzing
De vermelde vermogensgegevens hebben betrekking
op ethyleenglycol. Bij gebruik van propyleenglycol en
de warmtedragervloeistof als kant-en-klaar mengsel
wijken de vermelde prestatiegegevens (zie "Technische
gegevens") hiervan lichtjes af.
Alle warmtedragerleidingen moeten diffusiedicht worden geïso-
leerd.
Om de overdracht van lawaai te vermijden, moet het warmte-
broncircuit met flexibele drukslangen worden aangesloten op de
warmtepomp.
10.4.3 Controle van het warmtebrondebiet
Het warmtebrondebiet wordt ingesteld aan de hand van het tem-
peratuurverschil van het warmtebroncircuit.
f Bepaal het temperatuurverschil. Gebruik het toestel daartoe
in verwarmingsbedrijf of warmwaterbedrijf.
qT% | ê
Max. Temperatuurverschil van het warmtebroncircuit
Y
Max. Temperatuurverschil [K]
X
Broningangstemperatuur [°C]
1
Aanvoer 35 °C
2
Aanvoer 50 °C
Aanwijzing
De bronuitgangstemperatuur kan op het display van de
warmtepompmanager worden afgelezen onder het in-
stallatiemenupunt Info Temperaturen.
10.6 Verwarmingswateraansluiting
De installatie van de warmtepompverwarming moet door een
installateur worden uitgevoerd overeenkomstig de waterinstal-
latieschema's in de planningsdocumenten.
f Spoel het leidingsysteem grondig door voordat de warmte-
pomp wordt aangesloten. Vreemde voorwerpen, zoals la-
sparels, roest, zand, afdichtingsmateriaal ... beïnvloeden de
bedrijfsveiligheid van de warmtepomp.
f Sluit de warmtepomp aan de verwarmingswaterzijde aan.
Let op de dichtheid.
Let op de juiste aansluiting van de verwarmingsaanvoer en -re-
tour.
Voer de isolatie uit overeenkomstig de geldende voorschriften.
houd bij het dimensioneren van het verwarmingscircuit rekening
met het maximaal beschikbare externe drukverschil.
10.7 Zuurstofdiffusie
Beschadiging van het toestel
Vermijd open verwarmingsinstallaties of installaties met
stalen buizen in combinatie met vloerverwarmingen met
niet-diffusiedichte kunststofbuizen.
Bij vloerverwarmingen met niet-diffusiedichte kunststofbuizen of
open verwarmingsinstallaties kan er door zuurstofdiffusie corrosie
ontstaan aan de stalen onderdelen, bijv. aan het interne reservoir,
aan stalen verwarmingselementen of stalen buizen.
De corrosieproducten, zoals roestslib, kunnen in de condensor van
de warmtepomp neerslaan en door vernauwing van de doorsnede
vermogensverlies van de warmtepomp of het uitschakelen door
de hogedrukbewaking veroorzaken.
qqq Z`.
<é<`VHC HB