.CZ`<<`.
BHC`&
10.3 Bekledingsdelen demonteren
Let er bij het verwijderen van de frontkap op dat de kabels waar-
mee de warmtepompmanager verbonden is met de schakelkast,
niet worden losgerukt.
Hetzelfde geldt voor de aardingsaansluiting waarmee de frontkap
elektrisch verbonden is met de behuizing.
2x
4x
10.4 Installatie van de warmtebroninstallatie
De warmtebroninstallatie voor de warmtedrager|water-warmte-
pomp moet worden uitgevoerd overeenkomstig de planningsdo-
cumenten.
Toegelaten warmtedragers:
- Warmtedragervloeistof als concentraat op basis van ethyle-
englycol, ordernr.: 16 16 96
- Warmtedragervloeistof als kant-en-klaar mengsel op basis
van kaliumcarbonaat, ordernr.: 18 54 72
Als de warmtedragervloeistof als kant-en-klaar mengsel (ordernr.:
185472) wordt gebruikt, mag in de warmtebroninstallatie niet met
hennep worden afgedicht.
10.4.1 Circulatiepomp en vereist debiet
Voor het transport van de warmtedrager is een circulatiepomp
met gegoten wikkelingen ingebouwd om massakortsluiting door
condenswater in het elektrisch pompgedeelte te vermijden.
De circulatiepomp moet overeenkomstig de installatiespecifieke
toestand worden gedimensioneerd, m.a.w. h.er moet rekening
worden gehouden met het nominale debiet en drukverliezen (zie
"Technische gegevens").
Bij elke mogelijke warmtedragertemperatuur moet een voldoende
debiet gewaarborgd zijn, dit betekent:
nominaal debiet bij warmtedragertemperatuur 0 °C met een to-
lerantie van + 10%.
qqq Z`.
<é<`VHC HB
10.4.2 Aansluiting en vulling met warmtedrager
Voor de warmtepomp wordt aangesloten, moet het warmtebron-
circuit worden gecontroleerd op dichtheid en grondig worden
gespoeld.
Het volume van het warmtebroncircuit moet worden bepaald. Het
warmtedragervolume in de warmtepomp onder bedrijfsomstan-
digheden kan uit de volgende tabel worden afgeleid.
|
¼
WPF 5 basic | WPF 5 S
WPF 7 basic | WPF 7 S
WPF 10 basic | WPF 10 S
WPF 13 basic
WPF 16 basic
Het totale volume komt overeen met het vereiste warmtedrager-
volume, dat moet worden gemengd uit onverdund ethyleenglycol
en water. Het chloridegehalte van het water mag 300 ppm niet
overschrijden.
Mengverhouding
De warmtedragerconcentratie is verschillend wanneer een bo-
demcollector of een aardwarmtesonde als warmtebron wordt
gebruikt.
De mengverhouding kan uit de volgende tabel worden afgeleid.
ä ù¼¼ Öù ù
Aardwarmtesonde
25 %
Bodemcollector
33 %
Warmtedragercircuit vullen
Vul het warmtedragercircuit via de aftapping.
1
1 Aftapping warmtedragerzijde
Na het vullen van de installatie met warmtedrager en voor de
eerste ingebruikname moet de aftapping worden geopend tot er
warmtedrager uitloopt. Er mag geen water achterblijven in de
leiding naar de aftapping.
q|
¼® |Ö¼
ù
¼
5,84 l
6,45 l
7,06 l
7,06 l
7,06 l
q| ¼
75 %
67 %
qT% | ê