1.2.1 AVVERTENZE IN MERITO AI RISCHI
RESIDUI
La macchina è stata progettata e costruita in modo
da permettere all'operatore un uso in condizioni
di sicurezza, eliminando o riducendo al minimo
livello possibile i rischi residui presenti mediante
l'adozione di dispositivi di sicurezza. Tuttavia non
è stato possibile rimuovere completamente alcuni
rischi, di seguito elencati, perché questi sono insiti
nel funzionamento della
1.2.1 a, b):
Rischio di collisione o schiacciamento
Non avvicinarsi all'area di azione della mac-
china durante il ciclo di lavoro, in quanto vi
è il rischio di urto con la stessa (1).
Rischio di intrappolamento
Prima di avviare la macchina l'operatore
deve accertarsi che non sia presente alcun
altro operatore all'interno del perimetro della
macchina (2).
Rischio di schiacciamento
Non stazionare o transitare nella zona di
movimentazione del carrello. In fase di dis-
cesa, vi è il rischio di urto e schiacciamento
tra il carrello ed il terreno (3).
Rischio di scottatura o bruciatura
Non toccare il filo di taglio o i saldatori (se
presenti) (4) in quanto rimane il rischio di
scottatura o bruciatura.
Rischio di intrappolamento
Non salire mai sui trasportatori (5) in
movimento in quanto permane il rischio di
caduta o di intrappolamento con la zona di
avvolgimento film.
Fig. 1.2 .1a
1
macchina stessa (Fig.
1.2.1 WAARSCHUWINGEN MET
BETREKKING TOT DE RESTRICISO'S
De machine werd zodanig ontworpen en gebouwd
dat de operator deze in veilige omstandigheden kan
gebruiken. De restrisico's werden zo veel mogelijk
opgeheven of tot een minimumniveau beperkt door
toepassing van veiligheidsinrichtingen. Toch konden
enkele risico's, die hieronder worden genoemd, niet
geheel worden verwijderd omdat ze onlosmakelijk
verbonden zijn aan de werking van de machine
(Fig. 1.2.1 a,b):
Gevaar voor botsing of verplettering
De zone waar de machine aan het werk
is niet benaderen tijdens de werkcyclus,
omdat er gevaar bestaat om tegen de
machine (1) te stoten.
Beklemmingsgevaar
Alvorens de machine te starten, moet de
bediener controleren of er niemand binnen
de omtrek van de machine aanwezig is. (2).
Gevaar voor verplettering
De doorgang of oponthoud in de zone voor
wagenverplaatsing is verboden. Tijdens
het dalen bestaat gevaar voor stoten en
verplettering tussen de veiligheidsplaat (3)
van de wagen en de grond.
Gevaar voor brandwonden
Raak de snijdraad of lasbalken niet aan
(indien aanwezig) (4) daar gevaar voor
brandwonden bestaat.
Beklemmingsgevaar
Stijg nooit op de bewegende transportban-
den (5) daar gevaar voor vallen of beklem-
men bestaat in de zone van foliewikkeling.
14
3