3.10.2 MAX_VR – Werkbereik (maximum)
Normaal wordt het werkbereik automatisch bepaald tijdens Autoadjust. Een gedeeltelijke automatische afstelling die beperkt is tot de gegevens
van de regelaar (STANDARD, zie parameter ADJ_MODE) of kleppen en toebehoren zonder eindaanslagen, vereist echter een handmatige
afstelling van het werkbereik.
Risico op letsel!
Na de handmatige afstelling van de eindposities is het van essentieel belang het werkbereik te beperken tot > 0,1 en <
99,9 volgens MIN_RGE en MAX_RGE. Anders kunnen de kleppen en toebehoren op volle snelheid naar een eindpositie
gestuurd worden.
-
Grijp niet in het afstelmechanisme.
Het bereik tussen de hoge en lage grenswaarde moet ten minste 10% van het volledige bereik zijn. Anders verschijnt de boodschap VR< 10
%.
Gebruik een zo groot mogelijk bereik. Deze parameter is niet actief wanneer de veilige positie actief is. Op het
scherm verschijnt dan de melding FAIL POS.
Gebruik MAX_VR om de bovengrens van het werkbereik te bepalen.
PIJL OMHOOG of PIJL OMLAAG
ENTER
ENTER
3.10.3 ACTUATOR – Type servomotor
Met deze parameter kunt u de klepstandsteller instellen voor gebruik op een lineaire servomotor (sensorbereik ±30°) of op een roterende
actuator (sensorbereik ±45°). Mechanische wijzigingen aan de klepstandsteller zijn niet nodig.
Na het veranderen van het type servomotor, is het aan te bevelen Auto Adjust uit te voeren om lineariteitsfouten te
voorkomen.
Selectie
34
VOORZICHTIG
Druk op om naar de gewenste positie te gaan.
Houd ingedrukt tot het aftellen is voltooid (MIN_SET. De positie wordt opgeslagen als de minimale
grenswaarde
Kort indrukken. De ingestelde grenswaarde wordt gedurende 2 seconden weergegeven (MIN_
SAVE).
Lineaire servomotoren
Roterende servomotoren
SP7-10, SP7-11, SP7-12 en SP7-20, SP7-21, SP7-22 Parameterinstelling
LET OP
LET OP
IM-S051-07-NL CTLS-UKn-01