3.1 Algemene informatie
De meeste parameters voor de klepstandsteller kunnen lokaal worden ingesteld, wat inhoudt dat de configuratie alleen in uitzonderlijke gevallen
via de lokale communicatie-interface (LCI) of via de HART-modem en de PC hoeft te worden uitgevoerd. U kunt ook de lokale wijziging en
opslag van parameters weigeren of beperken door de toegang tot het configuratieniveau geheel of gedeeltelijk te blokkeren (zie hoofdstuk
"Blokkering" op pagina 8 en de beschrijving van de parameter Functie op bladzijde 30). Om het proces te vereenvoudigen, worden de verschillende
parameters als volgt gegroepeerd:
ID
P1._
P2._
P3._
P4._
P5._
P6._
P7._
P8._
P9._
P10._
P11._
De volgende delen geven een overzicht (in tabel- en grafische vorm) van de algemene structuur van de parametergroepen en parameters.
3.2 Voorbeeld
Parameter
Naam
(1e regel op het
(2e regel op het
scherm)
scherm)
P1 -
STANDARD
P1.0
ACTUATOR
P11
AUTO_ADJ
P1.2
ADJ_MODE
P1.3
TEST
P1.4
EXIT
P2.
SETPOINT
12
3. Configuratie
Naam
STANDARD
SETPOINT
ACTUATOR
MESSAGES
ALARMS
MAN_ADJ
CTRL_PAR
ANLG_OUT
DIG_OUT
DIG_IN
FS / IP
Functie
Type servomotor
Automatische afstelling
Modus automatische
afstelling
Test
Terugkeer naar
bedrijfsniveau
SP7-10, SP7-11, SP7-12 en SP7-20, SP7-21, SP7-22 Parameterinstelling
ID omschrijving
Standaard
Instelpunt
Servomotor
Gebeurtenissen
Alarmen
Handmatige afstelling
Regelparameters
Analoge uitgang
Digitale uitgang
Digitale ingang
Fabrieksinstelling, I/P type
Mogelijke
parameterinstellingen
LINEAR, ROTARY
Commando/functie wordt
uitgevoerd
FULL, STROKE, CTRL, PAR,
ZERO_POS, LOCKED
Commando/functie wordt
uitgevoerd
Commando/functie wordt
uitgevoerd
Eenheid
Fabrieksinstelling
-
LINEAR
-
-
-
FULL
-
INACTIV
-
NV_SAVE
IM-S051-07-NL CTLS-UKn-01