BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
Gebruik
de
eenheid
veiligheidwaarschuwingen
aandachtig de bedienings- en onderhoudshandleiding te
lezen die met deze machine werd verzonden vanuit de
fabriek.
IN WERKING ZETTEN
Na ontvangst van de eenheid en voor het in werking
zetten is het belangrijk om strikt de instructies te volgen
die hierna zijn vermeld VOOR HET STARTEN.
Zorg ervoor dat de gebruiker de stickers heeft gelezen en
begrepen en de handleidingen heeft geraadpleegd
alvorens onderhoud te plegen of de eenheid te
gebruiken.
Zorg ervoor dat de positie van de noodstopinrichting is
gekend en herkend door zijn markeringen. Zorg ervoor dat
deze goed werkt en dat de werkingsmethode bekend is.
Sluit de accukabels aan op de accu('s) en maak ze stevig
vast. Sluit de negatieve kabel aan voordat u de positieve
kabel aansluit.
De bedieningselementen en instrumenten zijn op het
bedieningspaneel ingedeeld zoals afgebeeld. Hieronder
volgt een beschrijving van alle instrumenten op het
paneel:
Zorg ervoor dat alle transport- en verpakkingsmateriaal
worden weggegooid.
Zorg ervoor dat de correcte vorkheftrucksleuven of
gemarkeerde hef-/bevestigingspunten worden gebruikt
wanneer de machine wordt omhooggebracht of vervoerd.
Zorg tijdens gebruik van de machine ervoor dat er
voldoende ruimte is voor ventilatie- en uitlaatvereisten,
met
inachtneming
van
afmetingen (ten opzichte van muren, vloeren, etc.).
Er moet voldoende ruimte zijn rond en boven de machine
om veilige toegang voor vermelde onderhoudstaken toe
te laten.
Zorg ervoor dat de machine veilig en op een stabiele
fundering is geplaatst. Elk risico van verplaatsing moet
worden verwijderd door geschikte middelen, vooral om
spanning op vaste afvoerbuizen te vermijden.
DE LADING AANSLUITEN
Zorg ervoor dat de draden niet gebarsten of enigszins
beschadigd zijn.
Sluit de juiste fasedraad aan op de overeenstemmende
staaf L1–L2–L3. Het mengen van faseaansluitingen kan
resulteren in schade aan apparatuur, ongelukken met als
gevolg letsels of zelfs dodelijke letsels.
Gebruik altijd de 5 aansluitingen, 3 fasen, neutraal en
aarding.
Zorg
ervoor
dat
uw
voorschriften naleeft.
nooit
zonder
eerst
in
acht
te
nemen
alle
vermelde
minimale
installatie
de
plaatselijke
VOOR HET STARTEN
alle
en
Voer de volgende controles uit voor u de motor start:
1. Motoroliepeil: Voeg naar behoefte toe.
Vul NIET hoger dan de bovenste markering op de
peilstok. Het oliepeil mag op elke hoogte tussen de
kruisjes (D) staan.
2. Koelvloeistofpeil van de motor: Voeg naar behoefte
toe.
3. Brandstoffilter: Voer alle opgehoopte water af. Reinig
of vervang het element zoals vereist.
4. Service-indicator van luchtreiniger (indien hiermee
uitgerust): Voer onmiddellijk onderhoud uit bij
weergave van "rood" wanneer de motor draait.
5. Brandstofpeil in tank: Vul, bij gebruik van SCHONE
DIESELbrandstof, bij aan het eind van de dag om
condensatie te beperken.
6. Accu: Houd de klemmen schoon en licht gesmeerd.
7. Motorriemen en -slangen: Controleer of ze goed
vastzitten en/of beschadigd zijn. Voer zo nodig
onderhoud uit.
8. Luchtopeningen/roosters: Zowel koellucht in motorra-
diateur en generator. Controleer op verstoppingen
(bladeren, papier, etc.).
9. Visuele
inspectie:
vloeistoflekken, tekenen van vonkenvorming rond
bedieningspaneel, losse draadklemmen, etc.
Bel een bevoegd persoon voor elektrische reparatie.
WAARSCHUWING
Verwijder de dop niet zolang de motorradiateur
WARM is. Plotseling vrijgave van druk uit een
verwarmd koelsysteem kan ernstig (dodelijk) letsel
veroorzaken.
22
VOORZICHTIG
Controleer
VOORZICHTIG
G80, G100, G150, G200
bedienings- en onderhoudshandleiding
op
overmatige