7. DE MOTOR STARTEN
Koppeling brandstofleiding
Benzine is uiterst brandbaar en
brandstofdamp kan exploderen
waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Mors geen brandstof. Gemorste
brandstof of brandstofdamp kan
in brand vliegen. Verwijder
gemorste brandstof voor het
starten, opslaan of transporteren
van de buitenboordmotor.
• Rook niet en voorkom open vuur
en vonken tijdens het tanken en
in ruimten waar brandstof wordt
getankt of opgeslagen.
• Zet de brandstoftank goed vast om
te voorkomen dat de tank tijdens
het varen kan verschuiven of
omvallen.
• Plaats de brandstoftank zodanig dat
de aansluiting van de brandstoftank
niet meer dan 1 m onder de
aansluiting van de brandstofleiding
van de buitenboordmotor ligt.
• Plaats de brandstoftank niet meer
dan 2 m verwijderd van de
buitenboordmotor.
76
• Controleer of de brandstofleiding
niet geknikt is.
(standaard brandstoftank)
BRANDSTOFSLANG
SLANGPLUG
BRANDSTOFSLAN-
SLANGKLEM
GASSEMBLAGE
KOPPELING
BRANDSTOFLEIDING
BRANDSTOFSLANG
(zijde buitenboordmotor)
BARB
SLANGKLEM
(roestvrij staal)
PIJL
OPVOERKNOP
(zijde buitenboordmotor)
1. Verwijder de slangplug uit de
brandstofslang aan de zijde van de
motor. Steek de
brandstofslangverbinding in de
brandstofslang aan motorzijde en
bevestig hem met de slangklem.
Zorg ervoor dat de pijlmarkering
op de opvoerpomp naar de
motorzijde wijst.
• Bewaar de slangplug op een
veilige plek.
76