u de buitenboordmotor in de getoonde
stand houden voor transport en opber-
ging. Bewaar of vervoer de buitenboord-
motor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn
G
zijkant vooraleer het koelwater volledig
is weggestroomd, anders kan water in
de cilinder binnendringen via de uitlaat-
poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een
G
droge, goed geventileerde plaats, niet in
direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam-
G
pafscheider wegvloeien. Benzine die ge-
durende lange tijd in de dampafscheider
blijft zitten, wordt afgebroken en kan
schade aan de brandstofleiding veroor-
zaken.
DMU28301
Procedure
DMU29953
Uitspoelen met doorspoel aansluiting
(oorkap)
1.
Spoel de buitenboordmotor af met vers
water. Voor verdere informatie, zie pagi-
na 42.
2.
Koppel de brandstofleiding los van de
motor of sluit de brandstofkraan, indien
voorzien.
3.
Verwijder de motorkap en de propeller.
4.
Installeer de doorspoelaansluiting over
de koelwaterinlaat.
DCM00300
OPGELET:
Laat de motor niet draaien zonder hem te
voorzien van koelwater. Anders wordt de
waterpomp van de motor beschadigd of
loopt de motor schade op door oververhit-
ting. Alvorens de motor te starten, moet
worden gecontroleerd of de koelwater-
mantels wel worden voorzien van water.
DCM00310
OPGELET:
Laat de buitenboordmotor niet met een
hoge snelheid draaien als hij aan de door-
spoelaansluiting ligt, want dan kan hij
oververhit raken.
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
5.
Uitspoelen van koelsysteem is van cru-
ZMU04261
ciaal belang om te voorkomen dat het
koelsysteem verstopt raakt met zout,
zand of vuil. Bovendien is het conserve-
ren/smeren van de motor noodzakelijk
om overmatige motorschade door roest
te voorkomen. Voer het doorspoelen en
conserveren gelijktijdig uit.
DWM00090
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on-
G
derdelen aan bij het starten of als de mo-
tor draait.
Onderhoud
39