w
De
bedieningsorgqnen
a.
Hoofdschakelaar
(fig.
S)
Het verdient aanbeveling een
hoofdschakelaar
met
afneembare
sleutel aan
te
brengen
in
de
kabel
tussen accu
en startmotor. Tiidens
repara-
ties aan het
electrische systeem
moet de
sleutel
.
worden
uitgenomen,
teneinde kortsluiting
te
voorkomen.
Men behoeft'dan geen
accukabel
los
te
nemen
om de gehele electrische
ínstalla-
tie
stroomf
oos
te
maken.
b. Startschakelaar
De
startschakelaar
heeft
drie
standen:
uit
contact
-
start. Door het sleuteltie
in
het
slot
te
steken
en naar rechts
te
draaien,
wordt
het
contact
aangezet.
Wonneer vervolgens
tegen
de veerdruk
in
het
sleuteltie
nog verder
naa
r
rechts
wordt
ge-
draaid,
wordt
hierdoor
de
startmotor
in
wer-
king gesteld.
Laat
het sleuteltie
onmiddelliik
los als
de motor aanslaat; het springt dan
van-
zelf terug
in de
stand ,,contact".
c. Oliedrukmeter
Deze
meter
is
aangesloten
op
het
druksmeer-
systeem
van de motor en geeft de druk
aan,
welke
in
het
smeersysteem
heerst.
Het
meet-
element
bevindt zich
naast
het
smeeroliefilter.
Bii
bedriifstemperatuur
moet
de oliedruk
be-
dragen
:
0,35 kg/cmz
bij
stationair
draaien.
3,5-4,2
kglcmz
bii
1000 omwfmin.
Bii een koude motor zal
de meter
in
het
alge-
meen
een hogere
druk
aangeven.
Waarschuwing: wanneer
de
meter een
te
ge-
ringe
oliedruk
aangeeft,
moet
de motor onmiddelliik worden
stopgezet.
d
.
Am
pòrc-mrtor/hrdcontrolelam
pie
De meter
geeft aan met welke
laadstroom
de
accu
wordt biigeladen door de dynamo, ofwel
in welke
mate
er
stroom
wordt onttrokken
aan
de
accu,
zonder dat
de
dynamo biilaadt.
Bii enkele
uitvoeringen is de ampèremeter
ver-
vangen
door een controlelampie, dat
ophoudt
te
branden
zodra
de
dynamo
bcgint
bii
te
I
aden.
a
. KoCwrtcrtem porrttlu
rrntrr
huis voor de thermostaat, zodat onder
af
fe
om-
standigheden
de
iuiste
temperatuur
van
het
koelwater
in
motorblok en cilinderkop wordt
aangegeven.
De
meest gunstige bedrijfstemperatuur
is
75-900
c
r0
f.
Toerenteller
De
toerenteller geeft het aantal omwentelingen
aan,
dat de
kru
kas
van de motor per
minuut
maakt. Men dient
er
nauwkeurig
op toe
te
zien, dat
dit
toerental NOOIT
het
maximum
overschriidt, waarop
de motor is afgesteld.
De
aandriiving
van de
toerenteller
vindt
plaats
door de
nokkenas
via het
aandriifasie
van
de
smeeroliepomp.
g. Bedriifsurenteller
De electrische
bedriifsurenteller
geeft het
aan-
tal
draaiuren
van de motor aan. Hii komt
in
werking zodra de dynamospanning meer
dan
I
volt
bedraagt, hetgeen reeds
bii
stationair
toerental
van de motor het geval
is.
h.
Stophefboom
(fig.
ó)
Met deze hefboom wordt de
brandstoftoevoer
naar
de
motor
afgesloten.
Vóór het
starten
dient de
stophefboom
dus weer
in
ziin
oor-
sp
ron
keliike
sta
nd te
worden
geplaatst.
i.
Verlichtingschakelaar
Met deze schakelaar kan de verlichting van
het
instrumentenbord
worden in-
of
uitgeschakeld.
Bii sommige uitvoeringen
wordt de
instrumen-
tenbordverlichting ingeschakeld
door het
be-
schermkapie
van het
betreffende lampie
in
te
drukken.
l.
Brandstofpomp
(
fig
.
7)
Deze
bestaat
uit
de
eigenliike hogedruk
in-
spuitpomp,
de
regulateur
en de
brandstofop-
voerpomp. Deze laatste
is
voorzien van
een
hefboom,
welke met de hand kan worden
be-
diend wanneer brandstof
uit de
tank
moet
worden
aangezogen
en als het
brandstofsys-
teem moet worden ontlucht.
Voor het
ontluch-
ten
van
'de
pomp
is
een
ontluchtingskraan
aanwezig.
k.
Koudstartinstallatie
(fig.
8
en
9)
Bii zeer koud weer kan het
starten
zo
nodig
worden vergemakkeliikt
met behulp van
de
koudstartinstaf
latie door de
stophef
boom
aan
de
regulateur
voor het
starten
uit te
trekken,
dan
wel bii
bepaalde brandstofpompen
de
be-
treffende knop vóór aan de pomp
in te
druk-
ken. Bovendien kunnen de
DA
475
en
de
DS575
worden
u
itgerust rnef een
gioeispiraa
I
welke
zich
in
het inlaatspruitstuk bevindt en die tot
taak heeft de koude lucht vóór te
verwarmen.