(lAf
w
Oliedruk
Controle
van de smering van
een
in werking ziin-
de
motor
is van het allergrootste belang.
Todra
op de oliedrukmeter wordt
geconstateerd
dat
de
oliedruk beneden het vereiste minimum van
0,35
kg/cmz
bii
het stationair toerental en 3,5-4,2
kg/
cm2
bii
1000
omw. per minuut daalt, moet
de
motor onmiddelliik worden
stopgezet.
Controleer
dan
of
de
oorzaak
ligt in
de aanwiizing
van de
meter
of
dat
er
inderdaad geen
olie-
druk
is.
lndien deze controle plaats
vindt met
een
ge-
wone
manometer,
die op_de drukziide van
het
of
iecircuit
wordt
aangesloten, zal
-
indien olie-
druk aanwezig is
-
de
wiizernaald een
schom-
melende
beweging maken. Dit vloeit
voort uit
de
constructie
van
een
normale manometer en is
dus
van geen
betekenis.
Ampèremeter/!aadcontrolelaúpie
Wanneer
de wiizer van de
ampèremeter
zich op
het
linkergedeelte
van de
wiizerplaat bevindt,
wiist
dit er
op, dat de
accu's
niet worden
biige-
laden
door de dynamo. Hetzelfde geldt
in
het
ge-
val het
laadcontrolelampie brandt.
Hoewel
niet van directe invloed
op
het
draaien
van de motor, zal toch
bii
voorkeur
zo
spoedig
mogeliik
de
oorzaak
van
dit
mankement
dienen
te worden opgespoord.
Geluiden
Het geluid
dat
een draaiende motor maakt,
is
voor
degene
die
ermee omgaat een aanduiding
of
de motor goed functioneert. Men is al spoedig
gewend
aan het geluid van een goed
lopende
motor, zodat vreemde geluiden
direct
opvallen.
Het
zo
spoedig
mogeliik opsporen van
de
oor-
zaak
van vreemde geluiden
is wenseliik
of
zelfs
noodzakeliik
en kan
in
zeer vele gevallen
be-
schadiging van
één
of
meerdere onderdelen voor-
komen.
Het
rtoppen van
de
motor
l.
Breng
het
toerental
van de motor terug
tot
stationair.
2.
Laat
de
motor enkele minuten
stationair
draaien
teneinde
het koelwater te laten
afkoe-
len. Hierdoor wordt voorkomen dat het
koel-
water tengevolge van
de
vrii
hoge
tempera-
tuur
in de
motor aan
de
kook zou
kunnen
raken
en
wordt
het verlies van evpntueel
aan-
wezige antivries
tegengegaan.
11
3.
Zet
de motor stil door middel van de
stophef-
boom.
4. Zet
de
contactscha
kelaa
r
,,nit"
.
5.
Schakel
aan het einde van
de
dagtaak
de
hoofdschakelaar uit.
De inloopperiode Yan
de
motor
Het
is
gedurende
de
eerste
4000
km
(
150
be-
driifsuren
)
van belang de motor
slechts
gemak-
keliik en licht werk
te
laten doen.
Hierbii is
een
betrekkeliik hoog toerental lang niet zo
schade-
liik
als een overbelasting van de motor
bii
een
laag
toerenta
| .
Het
wordt
daarom
ten
stef
ligste afgeraden
tiidens
de inlooptiid biiv. zwaar
graaf-
of
sleepwerk
te
verrichten.
Wel verdient het
aanbeveling gedurende
de
in-
loopperiode steeds
het
motortoerental
te
laten
va
rié
ren.
DE BEDIENING
IN
HET
KORT
a.
Controle
vóór het
starten
I
.
Motorsmeerol ieniveau
2. Koelwaterniveau
3.
Brandstofhoeveel heid
br.
Normale
start
I
.
Hoofdschakelaar,,in"
2.
Stophefboom ,,open"
3.
Sta
rten
4.
Oliedru
k
controleren
5.
Warm
draaien
bII. Koudstart
I
en 2
-
7ie
normale
start
Vervolgens
:
stophefboom
bii
brandstof-
inspuitpomp uittrekken
ofwel
koud-
startknop indrukken
en
bii
een
DA
475
of
een
DS
575-motor
eventueel
de
gloeispiraal
in werking
stellen.
Vervolgen
met de
punten
3,
4
en
5 - Lie
normale
start
c.
Stoppen
I
.
Toerental
terug
tot
stationair
2. Enkele minuten stationair
draaien
3.
Stophefboom ,,stop"
4. Contactschakelaar,,uit"
5. Hoofdschakelaar
..uit"