11 Bediening
11.1 Bediening van de kleminrichting
(25) (afb. 1)
Door het verstellen van de vastzetschroef (25a) kan de
kleminrichting (25) in de hoogte worden versteld.
1. Laat de kleminrichting (25) op het werkstuk zakken.
2. Haal de vastzetschroef (25c) goed aan.
3. Draai de kartelschroef (25b) rechtsom om het werk-
stuk vast te klemmen.
4. Om het werkstuk los te maken, gaat u in omgekeer-
de volgorde te werk.
11.2 Zaagdieptebegrenzing (groef
zagen) (afb. 1, 9)
WAARSCHUWING
Gevaar voor terugslag!
Bij het aanbrengen van groeven is het zeer belangrijk
dat er geen zijdelingse druk op het zaagblad wordt
uitgeoefend. De zaagkop kan anders plotseling om-
hoog slaan!
–
Gebruik bij het aanbrengen van groeven een kle-
minrichting. Vermijd zijdelingse druk op de zaag-
kop.
1. Middels de bout (31) kan de zaagdiepte traploos in-
gesteld worden. Hiertoe moet de kartelmoer (31a)
op de bout worden losgemaakt. De gewenste zaag-
diepte door het indraaien of uitdraaien van de bout
(31) instellen. Aansluitend de kartelmoer (31a) weer
op de bout (31) vastmaken.
2. Controleer de instelling aan de hand van een test-
snede.
11.3 Laser in- en uitschakelen (afb.
19)
Inschakelen:
1. Druk 1x op de aan/uit-schakelaar laser (4). Op het
te bewerken werkstuk wordt een laserlijn geprojec-
teerd die precies de plaats van de zaagsnede aan-
geeft.
Uitschakelen:
1. Druk nogmaals op de aan/uit-schakelaar laser (4).
11.4 Snedes in serie (afb. 1, 10)
Voor terugkerende snedes met dezelfde lengte kan de
lengteaanslag (22) worden opengeklapt. U kunt de
lengteaanslag (22) zowel aan de rechter- maar ook aan
de linkerzijde gebruiken.
1. Klap de lengteaanslag (22) omhoog.
2. Draai de vastzetschroef voor de werkstuksteun (20)
los.
30
|
NL / BE
3. Trek de werkstuksteun (21) er uit.
4. Stel de gewenste afstand tussen het zaagblad (8) en
de lengteaanslag (22) in.
5. Draai de vastzetschroef voor de werkstuksteun (20)
weer vast.
6. Voer de snedes uit zoals in 11.5, 11.6, 11.7 en 11.8
beschreven.
11.5 Afkortsnede 90° en draaitafel 0°
(afb. 1, 11, 12)
Bij zaagsnedes tot ca. 100 mm kan de trekfunctie van
de zaag met de vastzetschroef (23) in de achterste posi-
tie gefixeerd worden. In deze positie kan de zaag voor
afkorten worden gebruikt. Mocht de zaagbreedte boven
100 mm liggen, moet erop gelet worden, dat de vastzet-
schroef (23) los is en de zaagkop (6) beweegbaar is.
LET OP
De verschuifbare aanslagrail moet voor 90°-afkortbe-
werking in de binnenste positie gefixeerd worden.
Hints voor vastklemmen:
• Bewerk geen werkstukken die te klein zijn om te kun-
nen worden vastgeklemd.
• Versterk zeer dunne werkstukken door ze samen met
een extra lat door te zagen. Zeer dunne werkstukken
kunnen "fladderen" of breken bij het zagen
1. Open de vastzetschroef (23) van de verschuifbare
aanslagrail (11) en schuif de verschuifbare aanslag-
rail (11) naar binnen.
2. De verschuifbare aanslagrails (11) moeten zover
voor de binnenste positie worden vastgezet, dat de
afstand tussen de verschuifbare aanslagrail (11) en
het zaagblad (8) maximaal 8 mm bedraagt.
3. Controleer vóór de zaagsnede of de verschuifbare
aanslagrail (11) en het zaagblad (8) niet met elkaar
in botsing kunnen komen.
4. De vastzetschroef (23) weer aandraaien.
5. De zaagkop (6) in de bovenste positie brengen.
6. Zaagkop (6) op de handgreep (1) naar achteren
schuiven en evt. in deze positie fixeren (afhankelijk
van de zaagbreedte).
7. Leg het te zagen hout tegen de aanslagrail (12) en
op de draaitafel (18).
8. Het materiaal met de kleminrichtingen (25) op de
vaststaande zaagtafel (19) vastzetten, om verschui-
ven tijdens het zagen te voorkomen.
9. Ontgrendel de blokkeerschakelaar (3) en druk op de
aan/uit-schakelaar (2) om de motor in te schakelen.
10. Zaagkop (6) met de handgreep (1) gelijkmatig en
met lichte druk omlaag bewegen, tot het zaagblad
(8) het werkstuk heeft doorgezaagd.