Veiligheidsvoorschriften
2 — 8
2.4.9
Instandhouding van veiligheidsvoorzieningen
De voorgeschreven test en vervangingsintervallen voor veiligheids‐
voorzieningen moeten worden aangehouden.
Veiligheidsvoorzieningen mogen alleen door deskundig en geautori‐
seerd vakkundig personeel worden gerepareerd, ingesteld of vervan‐
gen worden.
Onbevoegd ingrijpen aan veiligheidsgerelateerde onderdelen (SRP),
instelbare inrichtingen, machinegegevens of het verwijderen van ver‐
zegelingen door de exploitant of zijn geautoriseerde instandhoudings‐
personeel is niet toegestaan.
2.4.10
Verandering van de fabrieksinstellingen
Fabrieksinstellingen mogen niet worden gewijzigd. Hierna zijn enkele
voorbeelden genoemd:
● Druk en vermogensinstellingen
● Softwareversies en softwareparameters
2.4.11
Bouwkundige veranderingen
Zonder toestemming van de fabrikant mogen er geen constructieve
veranderingen worden ondernomen. Hierna zijn enkele voorbeelden
genoemd:
● Accessoires en aanbouwdelen die niet uitdrukkelijk door de fabri‐
kant vrijgegeven zijn, mogen niet gemonteerd worden.
● Aan- en ombouwwerkzaamheden die de veiligheid kunnen aantas‐
ten, mogen niet worden uitgevoerd.
● Lassen aan dragende delen, drukreservoirs, brandstof of oliesyste‐
men enz. is niet toegestaan.
● Laswerkzaamheden zijn na afspraak met de fabrikant alleen met
uitdrukkelijke toestemming toegestaan.
● Laswerkzaamheden mogen alleen door hiervoor bekwaam en ge‐
autoriseerd vakkundig personeel worden uitgevoerd.
2.4.12
Verkeerde bouten/moeren en aanhaalmomenten
Er mogen alleen bouten en moeren gebruikt worden die aan de spe‐
cificaties in de bladen met onderdelen voldoen.