Veiligheidsvoorschriften
2 — 4
Let op de volgende grondbeginselen:
● Veiligheidsvoorzieningen mogen niet gedemonteerd, buiten bedrijf
gesteld of gewijzigd worden.
● Veiligheidsvoorzieningen die i.v.m. instandhoudingswerkzaamhe‐
den werden gedemonteerd, moeten direct na beëindiging van de
werkzaamheden weer worden gemonteerd.
● Na de montage moet de werking van de veiligheidsvoorzieningen
worden gecontroleerd.
Controleer voor iedere inbedrijfstelling de bedrijfsveiligheid. Indien ge‐
breken of storingen - ook slechts vaag- worden geconstateerd, moe‐
ten deze onmiddellijk worden gerepareerd. Indien nodig, de toezicht‐
houder informeren.
Indien tijdens het werk gebreken of storingen - ook slechts onbedui‐
dende - worden geconstateerd, moet het werk onmiddellijk worden
gestaakt. Verhelp het gebrek of de storing voordat de machine weer
in gebruik wordt genomen.
2.2.1
Doorverkoop
Bij doorverkoop van de machine moet op het volgende worden gelet:
Overhandig alle bijbehorende documentatie (bedienings en instand‐
houdingshandleidingen, schema's, keuringscertificaten enz.), die u
zelf bij uw machine hebt ontvangen, aan de nieuwe gebruiker. In ge‐
val van nood kunt u de documenten onder opgaaf van het machine‐
nummer bij ons nabestellen. De machine mag in geen geval zonder
bijbehorende documenten worden doorverkocht.
Indien u aan de fabrikant doorgeeft dat u een machine hebt doorver‐
kocht/aangeschaft, bent u er bovendien van verzekerd dat u eventu‐
ele informatie over veiligheidsrelevante veranderingen/verbeteringen
en begeleiding van de fabrikant ontvangt.
2.3
Reglementair gebruik
De machine is conform de laatste stand van de techniek en de erken‐
de veiligheidstechnische regels gebouwd. Desondanks kan er bij het
gebruik van de machine gevaar voor lijf en leven van de gebruiker of
derden c.q. schade aan de machine en andere voorwerpen ontstaan.