4 Werking
WAARSCHUWING!
• Een meting van brandbaar gas van "100" of "5" geeft aan dat de atmosfeer respectievelijk boven 100% LEL of 5,00%
vol CH
is en dat er explosiegevaar bestaat. U dient de verontreinigde zone onmiddellijk te verlaten.
4
• In dergelijke gevallen gaat het instrument naar de vergrendelalarmstatus.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan ernstig persoonlijk letsel of de dood tot gevolg hebben.
Controleer de nationale normen in uw land voor de 100% LEL (EN60079-20-1).
4
Werking
Het instrument wordt bediend via schermdialogen met behulp van drie functieknoppen (zie
instrument).
4.1
Omgevingsfactoren
Een aantal omgevingsfactoren kunnen de uitlezingen van de zuurstofsensor beïnvloeden, waaronder wijzigingen in druk,
vochtigheid en temperatuur. Wijzigingen in druk en vochtigheid beïnvloeden de hoeveelheid zuurstof die werkelijk in de
atmosfeer aanwezig is.
Wijzigingen in druk
Indien de druk snel wijzigt (bijv. bij het lopen door een luchtsluis), kan de meting van de zuurstofsensor tijdelijk veranderen
waardoor de detector een alarm afgeeft. Hoewel het percentage zuurstof 20,8% vol is of daar in de buurt blijft, kan de totale
hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer beschikbaar voor ademhaling een gevaarlijk niveau bereiken als de algehele druk
significant wordt verlaagd.
Wijzigingen in vochtigheid
Indien de vochtigheid significant wijzigt (bijv. door van een droge omgeving met airconditioning naar vochtige buitenlucht),
kunnen de zuurstofmetingen met een 0,5% worden verlaagd vanwege de waterdamp in de lucht die de zuurstof verdringt.
De zuurstofsensor heeft een speciaal filter om de invloeden van wijzigingen in luchtvochtigheid op zuurstofmetingen te
reduceren. Dit effect zal niet onmiddellijk worden gemerkt, maar beïnvloedt langzaam de zuurstofmetingen na verloop van
een aantal uren.
Wijzigingen in temperatuur
De sensoren hebben ingebouwde temperatuurcompensatie. Indien de temperatuur echter drastisch verandert, kunnen de
metingen van de zuurstofsensor echter ook veranderen. Zet het instrument op nul bij de temperatuur op de werkplek voor
een zo laag mogelijk effect.
4.2
Inschakelen en frisse-luchtinstelling
Het instrument wordt bediend via schermdialogen met behulp van drie functieknoppen (zie
instrument).
Zie voor meer informatie de stromingsdiagrammen in
1. Zet het instrument aan met de
Het instrument voert een zelftest uit en gaat dan naar frisse-luchtinstelling:
• alle schermsegmenten worden geactiveerd
• een akoestisch alarm afgaan
• alarmleds branden
• trilalarm wordt geactiveerd.
Tijdens de zelftest controleert het instrument of er sensoren ontbreken. Als er een sensor ontbreekt, toont het instrument
het scherm "Sensor Missing" en worden er alarmen geactiveerd totdat het instrument wordt uitgezet. Anders wordt de
opstartprocedure voortgezet.
20
8
Bijlage.
knop.
ALTAIR 4XR
Afbeelding 1 Overzicht
Afbeelding 1 Overzicht
NL