De printer staat aan, maar er wordt niets afgedrukt
Oorzaak
Er is een onjuiste driver geselecteerd in het programma of de
printerdriver.
De printer is niet juist geconfigureerd.
De computerpoort is niet geconfigureerd of werkt niet goed.
De printer heeft een onjuiste naam gekregen voor het netwerk
of voor een Macintosh-computer.
Printer is ingeschakeld maar ontvangt geen gegevens
Oorzaak
Het Klaar-lampje van de printer brandt niet.
De voorklep is niet gesloten.
Er wordt een ander printerbericht dan Klaar op het
bedieningspaneel van de printer weergegeven.
De interfacekabel is niet juist voor deze configuratie.
De interfacekabel is niet stevig aangesloten op de printer en
de computer.
De printer is niet juist geconfigureerd.
De interfaceconfiguraties op de configuratiepagina van de
printer komen niet overeen met de configuraties van de
hostcomputer.
De computer werkt niet naar behoren.
De computerpoort waarop de printer is aangesloten, is niet
geconfigureerd of werkt niet goed.
De printer heeft een onjuiste naam gekregen voor het netwerk
of voor een Macintosh-computer.
Het is niet mogelijk de printer vanaf de computer te selecteren
Oorzaak
Als u een schakeldoos gebruikt, is misschien niet de juiste
printer geselecteerd voor de computer.
NLWW
Oplossing
Selecteer de PS-driver in het softwareprogramma of de
printerdriver.
Raadpleeg
Configuratie-instellingen van het
bedieningspaneel wijzigen op pagina
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te
controleren of de poort goed werkt.
Gebruik voor Macintosh het juiste hulpprogramma om de
printer een naam te geven in het netwerk. Selecteer de
AppleTalk-zone en de printer in de Kiezer.
Oplossing
Druk op
Stop
om de printer naar de status Klaar te laten
terugkeren.
Sluit de voorklep.
Raadpleeg
Berichten op het bedieningspaneel
op pagina
139.
Selecteer de juiste interfacekabel voor deze configuratie.
Raadpleeg
USB-configuratie op pagina
Maak de interfacekabel los en sluit deze weer aan.
Raadpleeg
Configuratie-instellingen van het
bedieningspaneel wijzigen op pagina
Configureer de printer zodanig dat deze overeenkomt met de
configuratie van de computer.
Gebruik een programma dat correct functioneert om de
computer te controleren. Of, als de printer is aangesloten via
een parallelle poort, opent u MS-DOS en typ Dir>Prn achter
de MS-DOS-prompt.
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te
controleren of de poort goed werkt.
Gebruik voor Macintosh het juiste hulpprogramma om de
printer een naam te geven in het netwerk. Selecteer de
AppleTalk-zone en de printer in de Kiezer.
Oplossing
Selecteer de juiste printer op de schakeldoos.
Problemen met de manier waarop de printer reageert 177
26.
56.
26.