8.
Sluit het netsnoer en de USB- of netwerkkabel weer aan en zet vervolgens de printer aan.
9.
Zie
Geheugen activeren op pagina 135
DIMM.
Geheugen activeren
Als u een geheugen-DIMM hebt geïnstalleerd, moet de printerdriver zo worden ingesteld dat het extra
geheugen wordt herkend.
1.
Klik op Start, wijs Instellingen aan klik vervolgens op Printers of Printers en faxapparaten.
2.
Selecteer deze printer en selecteer Eigenschappen.
3.
Klik op het tabblad Configureren op Meer.
4.
Typ of selecteer in het veld Totaal geheugen de totale grootte van het geheugen dat nu
geïnstalleerd is.
5.
Klik op OK.
6.
Ga naar
DIMM-installatie controleren
Controleer of de DIMM's correct zijn geïnstalleerd en naar behoren werken.
1.
Zet de printer aan. Controleer of de status van de printer Klaar is na het opstarten. Als een
foutmelding verschijnt, is het mogelijk dat een DIMM niet juist is geïnstalleerd.
2.
Druk een configuratiepagina af. Zie
3.
Controleer het gedeelte Geïnstalleerde personality's en opties op de configuratiepagina en
vergelijk dat met de configuratiepagina die vóór de installatie van de DIMM is afgedrukt.
4.
De DIMM is wellicht niet goed geïnstalleerd. Herhaal de installatieprocedure.
-of-
De DIMM is mogelijk defect. Probeer een nieuwe DIMM.
NLWW
DIMM-installatie controleren op pagina
voor de procedure na het installeren van een geheugen-
135.
Informatiepagina's op pagina
114.
Geheugen beheren 135