Ontluchting: Algemeen
• De druk in de rookgasuitlaat en de verbrandingsluchtinlaat bij de ventilatie-
adapters op de GTS-luchtbevochtigers van de LX-serie moet binnen de in
tabel 46-2 liggen, van volledige output tot minimale output.
• Op de adapters voor de rookgasuitlaat en verbrandingsluchtinlaat kunnen leidingen
van PVC, CPVC, polypropyleen en roestvast staal worden aangesloten.
• Als de rookgasuitlaat of verbrandingsluchtinlaat groter of kleiner worden
gekozen volgens tabel 44-1, moeten de adapters verticaal op de GTS LX-
luchtbevochtiger worden geïnstalleerd.
• Sluit deze luchtbevochtiger nooit aan op een bestaande schoorsteen.
• Ondersteun de ventilatieleiding om de 3 ft (1 m) vast met hangers of strips om
te zorgen dat hij na installatie niet beweegt. De secundaire warmtewisselaar
op de luchtbevochtiger mag het gewicht van de ventilatieleidingen niet dragen.
• Geen enkel deel van het ventilatiesysteem mag zich uitstrekken tot een
circulatieluchtkanaal of plenum, of hier doorheen lopen.
• In vervangende installaties waar een bestaand ventilatiesysteem kan worden
gebruikt, moeten de gesteldheid, grootte, het materiaal en de hoogte van
het ventilatiesysteem worden gecontroleerd om te zien of ze aan de eisen in
deze instructies voldoen. Bij het aansluiten van de luchtbevochtiger op een
gasventilatiekanaal of schoorsteen moet de installatie voldoen aan de eisen van
Part 7, Venting of Equipment, van de National Fuel Gas Code, ANSI Z223.1; of
Section 7, Venting Systems and Air Supply Appliances, van de CAN/CGA B149
Installation Codes; of National Gas Safety Code (Installation & Use) Regulations
(nieuwste versie); toepasselijke bouwvoorschriften en de instructies van de fabrikant
van het ventilatiemateriaal.
• Installeer en seal alle ventilatieleidingen die door vloeren, plafonds en wanden
lopen op gepaste afstand van ontvlambaar materiaal volgens de National
Fuel Gas Code, Canadian Standards CAN/CGA.B149, de National Gas
Safety Code (Installation & Use) Regulations (nieuwste versie) of geldende
installatievoorschriften.
KIES EEN LOCATIE
Houd rekening met de omgeving bij het beëindigen van de ventilatie- en luchtleidingen:
• Zorg dat de afstanden tussen het einde van de ventilatieleiding en
aangrenzende gangpaden, gebouwen en openbare ramen en deuren voldoen
aan de eisen van de National Fuel Gas Code, ANSI Z223,1, CAN/CGA B149
Installation Codes, National Gas Safety Code (Installation & Use) Regulations
(laatste revisie) of geldende installatievoorschriften.
• In openbaar toegankelijke ruimten moet het uiteinde van de ventielatieleiding
ten minste 7 ft (2,1 m) boven de grond liggen om brandwonden door
aanraking van het hete eindoppervlak te voorkomen.
• Het uiteinde van de ventilatieleiding en de luchtinlaatlocaties moeten zo
hoog boven de grond liggen dat ze niet door de te verwachten sneeuwval
geblokkeerd kunnen worden.
• Bouwmaterialen moeten worden beschermd tegen aantasting door rookgassen.
• Houd een minimale horizontale afstand van ten minste 4 ft (1, 22 m) tot
elektrische meters, gasmeters, regelaars en hulpapparatuur aan.
• De uiteinden van de leidingen voor verbrandingslucht en rookgasafvoer
moeten zich in zones met dezelfde atmosferische druk bevinden.
HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE, BEDIENING EN ONDERHOUD VAN DE LX SERIES
45