Leidingen: Gas
RICHTLIJNEN VOOR GASLEIDINGEN
• Grootte en type gasaansluiting staan vermeld op pagina 26 en 27.
• Gasleidingen moeten goed ondersteund worden om de belasting van de
gasklep van de LX-serie tot een minimum te beperken.
• Na het tappen en ruimen van de leidinguiteinden moeten de leidingen
worden geïnspecteerd en al het vuil en alle schilfers worden verwijderd.
• Ondersteun de leidingen zodat de unit en regelaars niet belast worden.
• Gebruik twee sleutels bij het aanhalen van leidingen naar de unit of
regelaars.
• Zorg voor een druppelvanger voor elke unit en in de leiding waar lage
plekken niet kunnen worden vermeden.
• De afleiding naar de unit moet van de boven- of zijkant van de
hoofdleiding komen om het insluiten van condensaat te voorkomen.
• Leidingen die onderhevig zijn aan grote temperatuurschommelingen
moeten worden geïsoleerd.
• Zorg voor een opschot van ten minste 1/4 in (6 mm) per 15 ft (4,5 m)
horizontale leiding.
• Middelen die worden gebruikt op schroefdraadverbindingen van
gasleidingen moeten bestand zijn tegen de schadelijke werking van lpg.
WAARSCHUWING
Gevaar van brand of explosie
Ontlucht de unit voordat u deze inschakelt door de leiding bij de gasregelaar los te
koppelen. De afvoer mag nooit naar de warmtewisselaar toe geschieden. Het niet
opvolgen van deze instructies kan brand of een explosie veroorzaken, met ernstig
lichamelijk letsel, de dood of aanzienlijke materiële schade tot gevolg.
• Controleer de bestaande leidingen en de gasleidingen in de
luchtbevochtiger na installatie op lekkage.
• Gebruik geen zeepoplossing of open vuur voor controle van de
gasleidingen in de luchtbevochtiger. Gebruik van een gaslekdetector
wordt aanbevolen.
• Installeer een gedeeld geaard koppelstuk en een handmatige afsluiter
direct stroomopwaarts van de unit. Installeer stroomopwaarts van de
afsluiter een aansluitpunt voor een testmeter (zie Let op).
• Zorg voor een leidingafstand van ten minste 5 ft (1,5 m) tussen
hogedrukregelaars en de leidingverbinding van de unit.
• De leidinginstallatie moet voldoen aan de eisen van de bevoegde
autoriteit of, bij gebrek aan zulke eisen, aan:
• In de Verenigde Staten: De National Fuel Gas Code, ANSI Z 223.1
(nieuwste versie).
• In Canada: Plaatselijke voorschriften voor leidingwerk en riolering
en andere voorschriften alsmede de geldende verordening
CAN/CGS-B149.1, "Installation Code for Natural Gas Burning
Appliances and Equipment," of CAN/CGA-B149.2, "Installation
Code for Propane Burning Appliances and Equipment."
HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE, BEDIENING EN ONDERHOUD VAN DE LX SERIES
WAARSCHUWING
Brandgevaar
Voorzie de luchtbevochtiger alleen
van het gastype (aardgas of LP-
gas) dat op de naamplaat van de
luchtbevochtiger staat. Als aan de
luchtbevochtiger niet het vermelde
gastype wordt toegevoegd, kan dat
leiden tot branderstoringen of brand,
waardoor schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood kan
worden veroorzaakt.
Neem contact op met de technische
ondersteuning van DriSteem
of uw plaatselijke DriSteem
vertegenwoordiger/distributeur om de
luchtbevochtiger naar aardgas of lpg
om te bouwen.
Tabel 39-1:
Gasdruk (statisch en dynamisch)
Aardgas
Minimum
6 in wc
Aanbevolen
7 in wc
Maximum
24 in wc
LET OP
Installeer de aansluiting voor de
gasdrukmeter
De gasdruk op de
bevochtigerregelaars mag nooit
hoger zijn dan 0,9 psi (6 kPa),
24" wc (60 mbar), anders raakt de
gasklep beschadigd en moet deze
worden vervangen.
De gasdrukdiagnosepoort op de
gasklep kan worden gebruikt om
de druk te controleren. Maak de
schroef los en schuif een slang met
binnendiameter van 5/16 in (8 mm)
die op een meter is aangesloten, over
de fitting. Verwijder de slang en draai
de schroef aan als u klaar bent.
Installeer een aansluitpunt voor de
gasdrukmeter met 1/8 in gasdraad
(DN6) direct stroomopwaarts van
de gastoevoeraansluiting op het
apparaat.
Lpg
6 in wc
11 in wc
24 in wc
39