∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
‡
ˆ
¢1
—
±
±
±
±
±
±
±
±
±
—
—
¢2
—
—
¢3
—
—
¢4
—
±
*
±
¥
+
±
¥
0
±
¥
,
—
—
—
—
-
—
¥
.
—
—
¢1 [
] wordt afgebeeld. [
onderwerp en helderheid.
¢2 [EXPRESSIEF]/[RETRO]/[PUUR]/[ELEGANT]/[ZWART/WIT]/[SILHOUET]/[KLANT]
¢3 [HOGE DYNAMIEK]/[DYNAMIEK]/[DYNAMISCH] (
¢4 [SPELDENPRIK]/[ZANDSTRAAL]
•
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
•
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
•
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
‰
‹ Š
—
—
—
—
±
±
—
±
±
—
—
±
—
—
±
—
—
—
—
—
—
—
—
±
—
—
±
—
—
±
±
—
—
—
—
±
—
—
—
—
—
—
—
—
±
—
—
¥
], [
], [
Œ
‡
ˆ
/
—
±
1
±
¥
2
—
±
3
—
±
:
±
±
;
±
±
í
±
¥
ï
—
±
9
±
¥
ô
—
±
±
—
5
—
±
4
—
¥
6
—
¥
8
±
¥
7
—
±
] of [
] is ingesteld afhankelijk van het type
)
- 69 -
‰
‹ Š
—
—
—
—
—
±
—
—
¥
—
—
±
—
¥
±
—
¥
±
—
—
±
—
—
—
—
—
±
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
—
—
—
—
¥
—
—
±
—
—
—
Œ
—
¥
—
±
±
±
¥
±
—
±
—
±
—
±
—
¥
—
±
—
¥
—
—
—
¥
—
¥
—
±
—
±
—
¥