∫ Opzetten van
[
1
Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op
[AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
•
De AF-zone zal geel weergegeven
worden wanneer een onderwerp herkend
wordt en de belichting en de
scherpstelling zullen automatisch
ingesteld worden terwijl de beweging van
het onderwerp gevolgd wordt (dynamisch
volgen).
•
AF-opsporing wordt geannuleerd
wanneer [AF/AE LOCK] opnieuw
ingedrukt wordt.
2
Maak de opname.
Aantekening
•
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
•
AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [
•
[GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is.
•
[
] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
•
Het is niet mogelijk [
–
In [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de scènefunctie.
–
In [STANDAARD] (
–
In [ZWART/WIT], [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] (
en [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie
•
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
•
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
–
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
–
Wanneer er beeldbibber is
–
Wanneer u de zoom gebruikt
Geavanceerd (Opnamebeelden)
(AF-opsporing)
]
] in [AF MODE].
Ø
] in te stellen in de volgende gevallen.
), [DYNAMISCH] (
Voor het vergrendelen
A
) en [ZACHT] (
- 136 -
Vergrendeld
B
) in [OPN. MODE]
), [SPELDENPRIK]