KENNISGEVING
Indien de motor met een te lage
oliedruk
draait,
motorschade.
5
1
2
4
3
1.
Stand STOP
2.
Stand AAN
3.
Startknop
4.
Stand VERGRENDELD
5.
Stand OFF (UIT)
6.
Stand ON (AAN)
7.
Contactschakelaar
8.
Controlelampje neutrale stand
9.
Versnellingsaanduiding (neutraal
afgebeeld)
Controleer
of
▼
schakelaar
in
(DRAAIEN) staat.
Controleer of de transmissie in
▼
neutraal staat.
Zet het contact aan.
▼
KENNISGEVING
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, gaan de waarschuwingslampjes
op
het
instrumentenpaneel
en vervolgens weer uit (behalve de
lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart - zie pagina 27).
Vervolg
ontstaat
ernstige
6
9
7
8
de
motorstop-
de
stand
RUN
aan
RIJDEN OP DE MOTORFIETS
Trek de koppelingshendel helemaal
▼
tegen de handgreep.
Laat de gashendel helemaal dicht en
▼
druk op de startknop tot de motor
start.
Deze
motorfiets
▼
met
startblokkeerschakelaars.
schakelaars
elektrische
wanneer de transmissie niet in
neutraal staat en de zijstandaard is
uitgeklapt.
Als de zijstandaard bij draaiende
▼
motor
omlaag
terwijl de transmissie niet in de
neutraalstand staat, stopt de motor,
ongeacht de stand van de koppe-
lingshendel.
is
uitgerust
voorkomen
dat
startinrichting
werkt
wordt
geklapt
69
De
de