Instellingen tractiecontrole
WAARSCHUWING
Probeer de instellingen van de tractie-
controle niet aan te passen terwijl de
motorfiets in beweging is.
Het aanpassen van de instellingen van
de tractiecontrole tijdens het rijden op
de motorfiets is gevaarlijk.
Het niet opvolgen van bovenstaand
advies kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets met moge-
lijk ernstig letsel of de dood tot gevolg.
WAARSCHUWING
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In deze situatie kan door te hard acce-
lereren op een nat/glad wegdek het
achterwiel gaan slippen.
Het niet opvolgen van bovenstaand
advies kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets met moge-
lijk ernstig letsel of de dood tot gevolg.
De tractiecontrole kan in de volgende
standen worden gezet:
Optimale tractiecontrole-
ON
instelling voor gebruik op de
(AAN)
weg, minimale achterwielslip
toegestaan.
Tractiecontrole is uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje 'TC
UIT
uitgeschakeld' gaat branden (zie
pagina 30).
De tractiecontrole wordt automatisch
ingeschakeld als het contact uit- en
vervolgens weer ingeschakeld wordt.
ALGEMENE INFORMATIE
De tractiecontrole uitschakelen
WAARSCHUWING
Na het offroad rijden met uitgescha-
kelde tractiecontrole, moet u altijd
controleren of de tractiecontrole is
ingeschakeld wanneer u terugkeert om
op de openbare wegen te rijden.
Rijden op de openbare weg met de
tractiecontrole
uitgeschakeld,
bij te hard accelereren op nat/glad
wegdek leiden tot slippen van het
achterwiel.
Het niet opvolgen van bovenstaand
advies kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets met moge-
lijk ernstig letsel of de dood tot gevolg.
Zorg dat de motorfiets stil en in de
▼
neutraalstand staat.
Zet het contact op ON (AAN) en zorg
▼
dat de draai- stopschakelaar in de
stand DRAAIEN staat.
Druk herhaaldelijk op de scrol- /
▼
selectieknop aan de linkerhandgreep
tot 'ttcOn' op het display wordt
weergegeven.
51
kan