RIJDEN OP DE MOTORFIETS
68
De motor stopzetten
WAARSCHUWING
Stop de motor niet met de contact-
schakelaar
wanneer de motorfiets rijdt.
Breng de motorfiets altijd veilig tot
stilstand en schakel hem in de vrij
voordat u de motor stopt.
Als de motor tijdens het rijden wordt
gestopt via het contact of de motor-
stopschakelaar kan het achterwiel
blokkeren, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets met
mogelijk ernstig letsel of de dood tot
gevolg.
1
2
3
1.
Stand STOP
2.
Stand AAN
3.
Startknop
4.
Stand VERGRENDELD
5.
Stand OFF (UIT)
6.
Stand ON (AAN)
7.
Contactschakelaar
8.
Controlelampje neutrale stand
9.
Versnellingsaanduiding (neutraal
afgebeeld)
Sluit de gasklep volledig.
▼
Selecteer neutraal.
▼
Zet het contact uit.
▼
Selecteer de eerste versnelling.
▼
Zet de motorfiets op de zijstandaard
▼
op een stevige, vlakke ondergrond
(zie pagina 76).
Vergrendel
▼
pagina 42).
of
motorstopschakelaar
5
6
7
4
8
het
stuurslot
De motor starten
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Uitlaatgassen zijn giftig en leiden
binnen korte tijd tot bewusteloosheid
en de dood.
KENNISGEVING
Druk de startknop niet langer dan
vijf seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft.
9
Wacht 15 seconden alvorens de start-
knop opnieuw in te drukken, zodat
de startmotor kan afkoelen en de
accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
KENNISGEVING
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk
oorzaak vaststellen.
(zie
GEVAAR
het
waarschuwingslampje
uitschakelen
en
de