6 Bediening
Resultaat
6.12.2 Niet-invasieve bloeddrukmeting (NIBP-meting)
194
NL
MEDUCORE Standard
•
Het NIBP-manchet moet de extremiteit stevig omsluiten.
•
Bij aanbrengen op de arm: de slagadermarkering (ARTERY)
van het NIBP-manchet moet over de arteria brachialis
liggen en in de richting van hand wijzen.
•
Bij aanbrengen op de been: de slagadermarkering
(ARTERY) van het NIBP-manchet moet over de arteria
femoralis liggen en in de richting van voet wijzen.
•
Wanneer het NIBP-manchet wordt aangebracht op de arm:
het NIBP-manchet moet zich ter hoogte van het hart
bevinden.
Er is een voor de patiënt geschikt NIBP-manchet aangebracht.
uitvoeren
Bij een enkele NIBP-meting pompt het apparaat het NIBP-manchet
op tot de ingestelde druk (initiële NIBP-manchetdruk). De
gebruiker kan de initiële NIBP-manchetdruk aanpassen
(functietoets Initiaal). Om de systolische en diastolische bloeddruk
van de patiënt te bepalen wordt de lucht langzaam uit het NIBP-
manchet afgelaten en daarbij de druk van de polsgolf gemeten.
Hieruit worden de waarden voor de diastolische en systolische
bloeddruk berekend en op het display weergegeven. Na het einde
van de NIBP-meting laat het apparaat de resterende lucht uit het
NIBP-manchet af.
De NIBP-meting kan door verschillende factoren worden
beïnvloed:
•
aanbrengplaats van het NIBP-manchet
•
positie van de patiënt (optimale positie: comfortabel zittend,
benen niet over elkaar, voeten vlak op de vloer, rug en arm
ondersteund, midden van het NIBP-manchet ter hoogte van de
rechter hartboezem)
•
inspanning (advies: patiënt moet zich 5 minuten vóór en
tijdens de meting kalm blijven en niet praten)
•
fysiologische toestand
2