onregelmatig worden of kan de motor stilval-
len. In een dergelijke situatie dient u de hier-
onder beschreven procedure te volgen.
Koppel de gele kabel (noodkring) van de CDI-
eenheid los.
Laat de motor met een laag toerental draaien
en keer terug naar de haven.
DCM00380
OPGELET:
Volg die procedure alleen in een noodge-
val en juist lang genoeg om naar de haven
terug te keren voor herstelling.
1. Geel snoer
DMU29760
Behandeling van een onderge-
dompelde motor
Als de buitenboordmotor ondergedompeld
werd, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-
dealer worden gebracht. Anders kan hij bijna
onmiddellijk beginnen te roesten.
Als het niet mogelijk is om de buitenboordmo-
tor onmiddellijk naar een Yamaha-dealer te
brengen, volg dan de onderstaande procedu-
re om de beschadiging van de motor zo veel
mogelijk te beperken.
DMU29783
Procedure
1.
Verwijder modder, zout, zeewier en der-
gelijke grondig met zoet water.
Herstellen van defecten
2.
Verwijder de bougie(s) en richt de bou-
gieopeningen naar beneden om water,
modder en contaminanten te lozen.
3.
Tap de brandstof af van de carburator, de
brandstoffilter en de brandstofleiding.
Tap alle motorolie af.
4.
Vul het oliecarter met de nieuwe motoro-
lie.
Motoroliecapaciteit:
0.8 L (0.85 US qt) (0.70 Imp.qt)
5.
Voorzie de motor van motorconserve-
ringsolie of motorolie via de carburators
en de bougieopeningen terwijl u de motor
aanzwengelt met de startkoord of de
noodstartkoord.
6.
Ga zo snel mogelijk naar een Yamaha-
dealer met de buitenboordmotor.
DCM00400
OPGELET:
Probeer de buitenboordmotor niet te laten
draaien voordat hij volledig gecontroleerd
is.
82