Kinderzitje op de passagiersstoel
voorin geïnstalleerd*
• Wanneer u een naar achteren gericht
kinderzitje gebruikt, zet u de de airbag
aan de passagiersstoel voorin uit door
de PAB-schakelaar UIT te schakelen.
PAB-schakelaar
• Zie
• Controleer de positie van de speciale
verankering en installeer het
kinderzitje op de stoel.
• De buitenste zitplaatsen achterin zijn
uitgerust met ISOFIX/i-Size-
verankeringen. De
verankeringslocaties worden
geïdentificeerd door een markering
(zie afbeelding) op de rugleuning,
direct boven de bijbehorende
verankeringen.
• De passagiersstoel voorin is voorzien
van een Top Tether-bevestigingsband
aan de achterkant van de stoel.
WAARSCHUWING
•
Gebruik nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op de
26
* voor details.
WAARSCHUWING
passagiersstoel vooraan als de
airbag geactiveerd is.
•
Passagiers aan de voorzijde
(kinderen of volwassenen) mogen
nooit op de passagiersstoel voorin
zitten wanneer de airbag voor
passagiers is uitgeschakeld.
•
Wanneer een naar voren gericht
kinderbeveiligingssysteem wordt
gebruikt op de passagiersstoel
voorin, zorg er dan voor dat de stoel
volledig naar achteren is geplaatst,
weg van de ingeschakelde airbag.
•
Voordat u een kind laat zitten, moet
u ervoor zorgen dat het
kinderbeveiligingssysteem stevig is
geïnstalleerd en niet draait of van
de stoel af beweegt.
•
Zorg er bij gebruik van een
kinderbeveiligingssysteem altijd
voor dat: de verankeringen niet
worden geblokkeerd; dat de
veiligheidsgordel in de juiste positie
staat; en dat het
kinderbeveiligingssysteem stevig is
geïnstalleerd.
•
Volg de instructies die bij het
kinderbeveiligingssysteem zijn
geleverd om ervoor te zorgen dat
het kinderzitje correct in het
voertuig is geïnstalleerd, anders kan
het kind ernstig of zelfs fataal letsel
oplopen als gevolg van parkeren in
noodgevallen of een ongeval.
VOORZICHTIG
•
Verlengingsriemen kunnen nodig
zijn om de bovenste draad aan de
verankering te bevestigen, als de
bovenste draadlengte onvoldoende
is.