Voor het
afstellen
dient eerst
te
worden gecontroleerd
of de
zuiger
in de
hulpcilinder
tegen
de
achter-
wand van de cilinder rust.
Daarna
de
borgmoer van
de
stelbout
losdraaien
en
de
stelbout zodanig afstellen
dat
de-speling
tot
het
aanslagvlak
2
mm
bedraagt.
Vergeet
hierna niet
de
borgmoer weer
vast
te
zetten.
Ontluchten
Indien
enig
deel
van het
hydraulisch
koppelingssysteem gedemonteerd
is
geweest,
of
indien
is
gereden met
te
weinig remvloeistof,
is het
noodzakelijk
het
koppelingssysteem
te
ontluchten.
Vul
hiervoor
het
voorraadtankje
en
schuif een rubber
of
plastic
slangetje
op de
ontluchtingsnippel
(2 in
afb.
37)
van
de
hulpcilinder
en
dompel
het
andere einde
in
een gedeeltelijk
met
verse
remvloeistof
gevu
ld
g
lazen
potje. Draai
nu
met een sleutel
de
nippel één slag los. Trap
het
koppelingspedaal
in en
draai de nippel
dicht voor het
einde
van
de
pedaal-
slag
is
bereikt. Laat het
pedaal weer
terugkomen
en
herhaal
dit
net zo
lang
totdat
er
geen
luchtbellen meer
in
het
glazen
potje
opstijgen.
Het
is
belangrijk
tijdens
het
ontluchten
het
vloeistofpeil
in
het voorraadtankje
te
controleren
en
zonodig
bij te
vullen.
Hierdoor voorkomt men
dat
opnieuw
lucht
in
het
systeem
komt.
De
rem-
vloeistof
, die uit het
systeem
is
gevloeid,
kan niet direct
worden
gebruikt
voor het
bijvullen
van
het
voorraadtankje,
omdat deze
te
veel
lucht
bevat. Deze
dient eerst een
uur
of
twee
te
staan, alvorens
zij
veilig
weer
kan
worden
gebruikt.
Gooi
vuile
remvloeistof weg,
deze kan
stori
ngen
veroo
rzaken.
WIELEN
De
moeren
van de wielen,
die
nieuw
of
verwisseld zijn,
moeten
na
100
km
nog eens worden
aangedraaid.
Doe
dit
diagonaalsgewijze.
Alvorens een
wiel
te
monteren
laat
men
een druppel
olie op de
wiel-
bouten
vallen om
te
voorkomen,
dat
de
moeren door roest vast
gaan
zitten.
Men lette
er
op,
dat de
verzonken
gaten,
waarin
voor
het binnenwiel
de
conische
kant van
de
bout
valt
en
voor het
buitenwiel
de
conische veer-
ring,
vrij
ztjn van
stof
en
verf
en
dat
ook de
vlakken
van de wielschijf
en
de
naafbus,
die
tegen elkaar
vallen,
goed schoon zijn.
Dit
geldt
eveneens
voor
de tegen elkaar liggende vlakken
van
de
dubbel
gemonteerde
achter-
wielen.
Door
aanwezigheid
van
vuil
e.d. liggen
de wielen niet vlak en
ontstaan
verhogingen,
die
losse
verbindingen,
speling
en
slijtage tengevolge
hebben.
Let op het
bovenstaande
in
het
bijzonder wanneer men reservewielen
monteert,
daar
deze
dikwijls
door stof
en
modder
zijn
verontreinigd. Van
pas
geverfde wielen moet men
de
ver-
zonken gaten zorgvu ldig schoonmaken.
3î