Om
vlot
tegen
hellingen
te
kunnen
rijden
is
het noodzakelijk het
toeren-
tal
van
de
motor
voor het
terug-
schakelen naar een lagere versnelling
niet
beneden
de
|
600
Yoor
de
DD
575
motor
en niet
beneden
de
2000 voor
de DS 575 motor
te
laten
komen,
daar
anders
door
de
afnemende snelheid
van de
wagen,
in een
te
laag
toerental
moet
worden
opgetrokken.
Tijdens
het
rijden
en
vooral
tijdens
het
afrijden
van
hellingen
dient
men
er
voor
zorg
te
dragen
dat
het motor-
toerental
van
de DD
575
motor
nimmer
hoger komt
dan
2700
Umin.
en
van
de
DS
575 motor
nimmer
hoger
komt
dan 2600
(/min.
Temperatuur koelwater
Het verdient
aanbeveling
dat
tijdens
het wegrijden
de
bedrijfstemperatuur
zo snel mogelijk wordt bereikt en
dat
deze tijdens
de rit zo
constant
mogelijk
wordt
gehouden.
De
juiste
bedrijfstemperatuur
ligt
tussen
75'
en
80"
C.
Deze
wordt niet
bereikt
door
de
motor stationair
te
laten
draaien,
doch
met
de
rolhoes
dicht,
in
een
lagere versnelling
te
blijven
rijden
totdat de
temperatuurmeter ca.
50"
C
aanwijst, waarna geleidelijk naar
een
hogere versnelling kan worden
over-
geschakeld.
Men dient
daarbij
de
rolhoes
niet
eerder
te
laten
zakken
totdat de
temperatuurmeter
minstens
70"
C
aanwijst.
INRIJ
Het
is bij
het
laten
inlopen
van
de
motor van het grootste
belang om
-
bij
welke
snelheid
dan
ook
deze
niet
zwaar
te
belasten,
met
andere
woorden,
het werk
gemakkelijk
en
licht
te
laten
doen. Schakel
daarom
niet te vroeg naar een
hogere
versnelling
en
niet
te
laat naar
een
lagere.
Een
betrekkelijk hoog
toeren-
tal is
lang
niet zo schadelijk als
over-
belasting
bij
een lager toerental.
Het
verdient
wel
aanbeveling
het
toerental
Bovenstaande
is
tevens
van
belang
voor
de versnellingsbak en de achter-
as
omdat
na een
lange
rustperiode
van
de
wagen
de
smeermiddelen
dikker zijn
geworden en nu
door
deze
wijze van rijden deze beter
de
gelegenheid
krijgen om de
te
smeren
plaatsen
te
bereiken.
Tijdens
de rit
kan voorts,
indien
nodig, door
het
regelen
van
de rolhoes
de juiste
bedrijfstemperatuur
worden
aangehouden.
Smeeroliedruk
Gedurende
het rijden
is
het
zeer
belangrijk, dat de gedragingen van
de
motor
en
de
luchtdruk
in de
ketels
aan
de
hand
van
de
instrumenten
op
het
instrumentenbord
worden
gecon-
troleerd.
Zodra wordt
geconstateerd
dat
het
gro.ene
oliedruklampje brandt kan dit
een
teken
zijn,
dat de
smeeroliedruk
is
weggevallen
;
zet
dan
onmiddellijk
de
motor
af.
Om
te
controleren
of
er wel
of
geen
smeeroliedruk
is,
dient
het
kleppen-
deksel
van
de
motor
te
worden
verwijderd. Wordt
nu
de motor gestart,
dan moet
men vanaf
de
tuimelaaras
otie
zien druppelen.
ls dit
het
geval,
dan
is er
wel
smeeroliedruk,
doch
dan
is
vermoedelijk
het
electrisch
contact
van
het
controlelampje defect;
er
kan dan wel worden
doorgereden.
DEN
te
varièren.
Aangeraden
wordt
om
vooral
gedurende
de eerste
1.500 km
de wagen
niet
met
volle
belasting
te
rijden.
Na
ongeveer
4.000
km
kan
de motor als
ingedraaid
worden
beschouwd.
Bovenstaande
geldt
niet
alleen
voor
de motor, doch
evenzeer
voor
versnellingsbak, achteras
en
remmen,
waarvoor
een
inloopperiode
van
ca.
4.000 km
zeer bevorderlijk
is.
17