— Dit signaal wordt gehouden voor 30 seconden. Daarna keert de gastransmitter
terug naar de normale meetmodus.
— Het display van het centrale apparaat is nu afgestemd op het uitgangssignaal
van de gastransmitter.
Alarmgeving van het centrale apparaat reactiveren.
De afstemming van het centrale apparaat op het transmittersignaal m.b.v. het
80%-signaal, zonder gebruikmaking van testgas, is geen vervanging voor de
gevoeligheidskalibratie van de gasalarminstallatie.
Gascategorie wisselen
De gastransmitter ondersteunt de lineaire en temperatuurgecompenseerde weer-
gave van een breed spectrum van gassen en dampen. In afhankelijkheid van het
meetgas dient één van de drie gascategorieën - "Methaan", "Propaan" of "Ethyn
(ethyleen)" - te worden gekozen. Een tabel met een overzicht van gecontroleerde
gassen en dampen vindt u in de tabel "Reservegaskalibratie" op blz.54.
Een wijziging van de gascategorie is alleen mogelijk als voldaan is aan de
volgende voorwaarden:
— Het instrument werd gedurende de laatste uur in bedrijf gesteld.
— De laatste nulpuntkalibratie van de gastransmitter werd minder dan een uur uit-
gevoerd.
— De door het instrument gemeten gasconcentratie is beneden de 10 % LEL
(zo nodig, met nulgas begassen).
Om bij een al in bedrijf gestelde gastransmitter de gascategorie te wijzigen, dient u
pas de spanningsvoorziening kort te onderbreken. Wacht daarna tot de opwarm-
fase van het instrument afgesloten is (duur: 1 minuut) en voer dan een automati-
sche nulpuntafstelling uit (zie "Automatische nulpuntafstelling" op bladzijde 40).
In het vervolg:
Alarmgeving van het centrale apparaat deactiveren.
Magneetpen in het bereik plaatsen dat met het symbool "
(binnen het zwarte veld) op het transmittermantelvlak en vasthouden.
Het uitgangssignaal van de gastransmitter wisselt na 10 seconden naar het
80%-signaal. Dit signaal blijft staan op het display zolang de magneetpen vast-
gehouden wordt.
AANWIJZING
" gemarkeerd is
S
45