Handmatige gevoeligheidskalibratie van het uitgangssignaal
De gevoeligheidskalibratie van de gastransmitter is alleen mogelijk als voldaan is
aan de volgende voorwaarden:
— De laatste nulpuntkalibratie van het instrument werd gedurende de laatste uur
uitgevoerd.
— De kalibratiegasconcentratie is voldoende hoog om een weergave van min.
ca.20 % LEL op het instrument tot stand te brengen.
Alarmgeving van het centrale apparaat deactiveren.
1 Gastransmitter via de kalibratie-adapter met testgas begassen en wachten tot
de meetwaarde stabiel is.
2 Magneetpen in het bereik plaatsen dat met het symbool "
(binnen het zwarte veld) op het transmittermantelvlak en voor min. 5 seconden
vasthouden. Het uitgangssignaal van de gastransmitter wisselt naar de weerga-
ve van het kalibratiesignaal (3 mA).
3 Magneetpen verwijderen. Het uitgangssignaal van de gastransmitter keert weer
terug naar de normale weergave. Het instrument start nu met de gevoeligheids-
kalibratie-procedure. In het kader van deze procedure verlaagt c.q. verhoogt de
weergegeven waarde wanneer de magneetpen op de bereiken geplaatst wordt
die met de symbolen "
4 De afstelling van het uitgangssignaal geschiedt door de magneetpen op de be-
reiken te plaatsen die met de symbolen "
5 Magneetpen verwijderen. Na verloop van 30 seconden zonder verdergaande
afstelling sluit het apparaat de gevoeligheidskalibratie-procedure af en slaagt de
nieuwe kalibratieparameters op. Om de succesvolle voltooiing van de kalibratie
te bevestigen keert het uitgangssignaal kort terug naar het display van het kali-
bratiesignaal.
6 Sluit de begassing af en wacht totdat het display weer nul weergeeft.
Alarmgeving van het centrale apparaat reactiveren.
Weergave
Testgasconcentratie
0
–6,25 % LEL
(3 mA)
42
" en "
" gemarkeerd zijn.
0
S
" en "
0
I
(1)
I (2) I (3) I
S
" gemarkeerd is
S
" gemarkeerd zijn.
S
(4)
I
S
0
(5)
I (6)
Tijd