Elektrische installatie
Indien aanwezig: Wordt de connector van de gastransmitter niet meer gebruikt, dan moet deze vóór de elektrische installatie
worden verwijderd. Knip daartoe de leidingen met een passend gereedschap direct voor de verbindingsstekker door, isoleer
ze en breng passende adereindhulzen aan.
De gehele bedrading moet voldoen aan de eisen van de plaatselijke voorschriften inzake installatie van elektrische apparatuur
op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (Ex-gebieden). In het geval van twijfel dient u voor de installatie contact op
te nemen met de bevoegde instantie.
Het is aan te bevelen een 3-draad, afgeschermde aansluitkabel te gebruiken (kabelafscherming met een bedekkingsgraad
≥80 %).
Dubbele aardingen kunnen leiden tot EMC-problemen. Om dit soort van storingen te voorkomen, is het noodzakelijk de
afscherming alleen op één zijde (in de centrale of op de gastransmitter) aan de aardpotentiaal te koppelen. Meestal is het
aan te bevelen de afscherming met de PE-klem van de klemkast koppelen - en niet met het centrale apparaat.
Voor toepassingen conform richtlijn 2014/90/EU of de norm DNVGL-CG-0339 mag de gastransmitter resp. de gasdetectie-
installatie niet met een gelijkspanningsvoedingsnet worden gebruikt, maar met een aparte, geschikte netadapter (zie Techni-
sche gegevens).
De leidingen van de sensor zijn af fabriek afgedicht.
Indien een passende aansluiting aanwezig is:
Klemkasten elektrisch met aarding verbinden.
Bij de installatie in een beschermpijp: beschermpijpdichtingen gieten en laten uitharden.
Eerst nadat de bedrading tot stand gebracht en gecontroleerd werd, mag de gastransmitter van stroom worden voorzien.
Bij installatie van een complete set (zie "Bestellijst" op bladzijde 54.):
Uit de soort behuizing van de klemkast volgen de volgende toegestane geleiderdoorsneden:
Bestellnr. 68 11 160: 1,0 tot 2,5 mm
Aansluitschema:
+
10 tot 30 V DC
op de gastransmitter
Kleurcode van de aansluitklemmen of aansluitleidingen van de gastransmitter:
1 = zwart
= – (gemeenschappelijke referentiepotentiaal)
2 = bruin
= signaaluitgang 4 tot 20 mA
3 = rood
= + (10 tot 30 V DC)
AANWIJZING
AANWIJZING
2
Bestellnr. 68 11 270: 0,5 tot 4,0 mm
4 tot 20 mA
R
I
U
2
Bestellnr. 68 11 180: 0,2 tot 4,0 mm
rood
bruin
zwart
2
35