Opmerkingen:
1. Omdat de Operations Utility gebruikmaakt van unicast voor het verzenden van
2. Het kan enige tijd in beslag nemen voordat het werkstation is opgestart en
CompactFlash-kaart bijwerken
Informatie over hoe u met de Operations Utility een CompactFlash-kaart kunt
bijwerken, vindt u bij "Flash-update uitvoeren met behulp van de Operations
Utility" op pagina 32.
Voorbeeldscenario: Het netwerk instellen en configureren met de
Operations Utility
Met de Operations Utility kunt u het gehele netwerk instellen en configureren
zonder dat u voor elk werkstation gebruik hoeft te maken van de Configuration
Tool. Het wordt aanbevolen dat u deze snelle en efficiënte methode gebruikt wan-
neer u voor de eerste keer gebruikmaakt van de Operations Utility.
Om bij de eerste keer dat u de Operations Utility gebruikt het netwerk in te stellen
en te configureren, gaat u als volgt te werk:
1. Het eerste werkstation toevoegen aan het netwerk.
2. Vernieuw de status van het werkstation. Informatie over het vernieuwen van
3. Maak een backup van de configuratiebestanden. Informatie over het maken van
4. Voeg andere werkstations toe aan het netwerk.
de WOL-opdracht over een subnetgrens, maakt en wist het hulpprogramma
automatisch een ARP-item (Address Resolution Protocol).
beschikbaar is voor bewerkingen door de Operations Utility.
a. Zet een werkstation aan.
b. Gebruik de NSBoot Setup Utility en de Configuration Tool om het werk-
station in te stellen en te configureren. Informatie over de Setup Utility en
de Configuration Tool vindt u bij "Thin Client configureren" op pagina 9.
Opmerking: Noteer het beheerderswachtwoord en de SNMP-groepsnamen.
U hebt deze waarden nodig voor stap 1e.
c. Ga terug naar de PC waarop de Operations Utility is geïnstalleerd. Informa-
tie over het installeren van Operations Utility vindt u bij "Thin Client Ser-
vice en Operations Utilities installeren" op pagina 13.
d. Zorg dat de Operations Utility is gestart. Informatie over het starten van de
Operations Utility vindt u bij "Operations Utility starten" op pagina 17.
e. Voeg het ingestelde en geconfigureerde werkstation toe.
Zorg ervoor dat u de volgende waarden opgeeft:
v Werkstationadres
v Wachtwoord beheerder
v Groepsnaam (alleen lezen)
v Groepsnaam (lezen/schrijven)
Informatie over het toevoegen van een werkstation vindt u bij "Werkstation
of groep toevoegen" op pagina 20
de status van het werkstation vindt u bij "Werkstationstatus vernieuwen" op
pagina 21.
een backup van de configuratiebestanden vindt u bij "Backup maken van
configuratiebestanden of deze terugzetten" op pagina 24.
a. Zet deze werkstations aan.
Werken met de Thin Client Manager Operations Utility
29