De lijst van werkstations B bevindt zich direct onder de taakwerkbalk. Deze lijst
neemt een groot deel van het venster in beslag.
De werkbalk van de lijst van werkstations C bevat functies die van invloed zijn
op de lijsten van werkstations.
In het statusvenster D wordt aangegeven of een functie is gelukt of niet. U kunt
het statusvenster leegmaken door Clear Status Messages te kiezen in het menu
Options. Omdat het statusvenster 12 regels tekst tegelijk af kan beelden, kunt u
ook berichten knippen en in een teksteditor plakken. Hierdoor is het mogelijk een
geheel statusbericht te lezen zonder dat u hoeft te schuiven.
Werken met Operations Utility
Doorgaans zult u Operations Utility als volgt gebruiken:
1. In de lijst van werkstations selecteert u het werkstation waarvoor u een
2. In de taakwerkbalk klikt u op het pictogram waarmee u de gewenste taak kunt
3. Veel taken zijn pas voltooid na het opnieuw opstarten van het werkstation.
Het statusvenster geeft aan of een bepaalde taak is geslaagd of mislukt.
Wachtwoorden en SNMP-groepsnamen
U kunt op twee manieren een beheerderswachtwoord toevoegen of wijzigen:
v Met de Operations Utility kunt u de machtigingen voor toegang op afstand
v U kunt ook met de optie Software Update binnen de Configuration Tool de
Nadat u het beheerderswachtwoord hebt ingesteld, moet iedereen die vanaf een
werkstation toegang probeert te krijgen tot de Configuration Tool dit wachtwoord
opgeven. Het is niet nodig het werkstation opnieuw op te starten om het
beheerderswachtwoord van kracht te laten worden.
Opmerking: U moet een beheerderswachtwoord opgeven om gebruik te kunnen
Wanneer u een werkstation of groep toevoegt, moet u SNMP-groepsnamen (Simple
Network Management Protocol) opgeven om ervoor te zorgen dat het mogelijk is
18
bepaalde taak wilt uitvoeren.
Als er geen werkstations (clients) beschikbaar zijn, moet u er een toevoegen.
Informatie over het toevoegen van een werkstation of groep vindt u bij "Werk-
station of groep toevoegen" op pagina 20.
uitvoeren.
Soms is het nodig dat in een of meer vensters aanvullende informatie moet
worden opgegeven voordat een taak volledig kan worden uitgevoerd. Als het
nodig is voor de gewenste taak, geeft u de gevraagde informatie op en klikt u
op Finish.
wijzigen. Informatie over hoe u met Operations Utility de machtigingen voor
toegang op afstand kunt wijzigen, vindt u bij "Machtigingen voor toegang op
afstand wijzigen" op pagina 25.
machtigingen voor toegang op afstand wijzigen. Informatie over het gebruik van
de Configuration Tool vindt u bij "Configuratie van de thin client met behulp
van de Configuration Tool" op pagina 11.
maken van FTP (File Transfer Protocol). Informatie over het starten of
stoppen van de FTP-daemon vindt u bij "FTP-daemon stoppen of
starten" op pagina 27