De vingersensor, de thermistor, de beenbewegings-
sensor en de elektroden kunnen met een vochtige
doek gereinigd en evt. middels een sproei- of
veegdesinfectie behandeld worden. Onderdompelen
van de sensorstekker in vloeistoffen moet echter
absoluut worden vermeden. Eventueel aanwezige
plakresten moeten regelmatig worden verwijderd
(bijv. met alcoholdoekjes). Omdat de kabel voor de
bewegingssensor erg dun is, moet hier zeer
zorgvuldig te werk worden gegaan.
De lichaamsband kan in de wasmachine op 60°C
worden gewassen. Ingestoken sensoren moeten
vóór het wassen worden verwijderd.
Het zakje kan met vochtige desinfectiedoekjes wor-
den gereinigd (neem goed nota van de informatie
van de fabrikant van het reinigingsmiddel).
4.3. Onderhoud
Wij adviseren om het apparaat alle accessoires om
de twee jaar te laten onderhouden. Het onderhoud
mag uitsluitend worden uitgevoerd door de fabrikant
of door instanties die door deze zijn geautoriseerd.
De kalibratie van het PAP-kanaal moet eenmalig vóór
de eerste ingebruikname door de gebruiker worden
uitgevoerd. Om de basisveiligheid en essentiële
prestaties te behouden, zijn er geen speciale
maatregelen nodig met betrekking tot EMC.
4.4. Transport- en opslagomstandigheden
De omgevingstemperaturen voor transport en opslag
liggen tussen:
-25 ° C en + 5 ° C,
+ 5 ° C tot + 35 ° C met een relatieve vochtigheid van
tot 90%, zonder condensatie,
> 35 ° C tot 70 ° C bij een waterdampdruk van
maximaal 50 hPa.
Condensatie moet altijd vermeden worden.
5. Analysesoftware voor pc
5.1. Installatie van de software op de pc
Bij de installatie van het pc-programma MiniScreen
Viewer worden alle bestanden van de meegeleverde
installatie-cd op de harde schijf van de pc geko-
pieerd. Eerst moet de pc ingeschakeld zijn en het be-
sturingssysteem Windows worden gestart.
Voor de installatie van de MiniScreen Viewer moet
de meegeleverde cd-rom in het cd-station worden
geplaatst. Gewoonlijk wordt het setup-programma
automatisch gestart. Als het setup-programma niet
automatisch start, kan dit door dubbelklikken in de
Windows Verkenner (Windows Computer) worden
gestart.
Door op de zoekknop
computer netwerkpaden naar reeds geïnstalleerde
versies worden gezocht. Om er zeker van te zijn dat
de juiste versie wordt gekozen, moet de huidige
versie vóór klikken op de zoekknop worden gestart:
het installatieprogramma vindt dan de momenteel
te klikken kan in de hele
Pagina 8
gestarte programmaversie.
Of het installatieprogramma kan door kiezen van het
menupunt "Tools / Update" in de MiniScreen Viewer
worden gestart (alleen voor update beschikbaar!).
Na het kiezen van het doelstation legt het installatie-
programma automatisch de noodzakelijke mappen
aan en kopieert alle noodzakelijke bestanden naar
de harde schijf. Eveneens worden automatisch een
snelkoppeling op het bureaublad en een nieuw item
in het startmenu ingevoegd.
Na een succesvolle installatie moet de cd-rom verwij-
derd en veilig opgeborgen worden.
5.2. Printerselectie
Het afdrukken van curven en van het rapport kan ge-
beuren op alle gangbare printertypes (inktjet-, matrix-
en laserprinter) die tevoren onder Windows werden
geïnstalleerd.
6. Opsporen van fouten
Kanalen (bijv. SpO2) ontbreken in de weergave.
Kanalen zijn niet geactiveerd en verschijnen daarom
ook niet onder "Testen" en "Opnemen".
Controleer in het menu Opties / Kanaalinstellingen
welke kanalen voor de opname actief zijn.
Kanalen ontbreken na het laden van een meting.
Ze werden niet opgenomen of voor de weergave van
de meetgegevens verborgen.
Flowsignaal ontbreekt bij de opname of loopt
langs de bereiksgrens.
Het flowsignaal loopt in een rechte lijn in het kanaal-
midden.
Controleer de flowbril bij de patiënt en de aansluiting
op de MiniScreen. Controleer bij een meting onder
PAP-beademing de aansluitingen van de PAP-
adapterslang op het zuurstofmasker en op de
MiniScreen.
Signaalamplituden ontbreken of zijn zeer klein.
Controleer de desbetreffende sensoren bij de patiënt
en de aansluitingen ervan op de MiniScreen. Daarbij
moet worden gecontroleerd of de dunne slangetjes
en de zwarte drukpads van de borstsensoren intact
zijn. Een ondicht sensorsysteem kan hier resulteren
in het uitvallen van het borstkanaal. De drukpads
moeten niet te stevig, maar toch veilig in de band bij
de patiënt worden vastgezet. De dunne slangetjes
moeten zodanig worden geleid dat deze niet kunnen
worden geknikt.
Controleer alle kabel- of steekverbindingen bij de
MiniScreen en bij de pc.
Polsoximeterkanalen reageren niet.
Beide kanalen voor zuurstofsaturatie en pols-
frequentie lopen ondanks aangesloten patiënt bij de
onderste rand.
Controleer eerst of de vingersensor bij de patiënt
goed zit en verwijder evt. aanwezige nagellak. In de
vingersensor moet een klein rood lampje branden,