Opslag en verwijdering
10
Opslag en verwijdering
10.1
Opslag van het apparaat
Veiligheidsinstructies
90
GEVAAR
Levensgevaar als gevolg van het inademen van uitlaatgas-
sen.
In gesloten of slecht geventileerde ruimten kunnen de giftige uit-
laatgassen van de motor leiden tot bewusteloosheid en zelfs tot
de dood.
▪
Apparaat nooit gebruiken in gesloten of slecht geventileerde
ruimten.
▪
Uitlaatgassen niet inademen.
GEVAAR
Brandgevaar als gevolg van brandstof.
Gelekte of gemorste brandstof kan ontbranden door hete delen
van de motor en ernstig brandletsel veroorzaken.
▪
Alleen tanken met een uitgeschakelde en afgekoelde motor.
▪
Nooit tanken in de buurt van open vuur of van vonken.
▪
Niet roken.
▪
Brandstof niet morsen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verontreiniging van het milieu als gevolg van
gemorste brandstof.
Brandstoftank niet te vol tanken en geen brandstof morsen.
▪
Uitlopende brandstof opvangen en verwijderen volgens de
plaatselijke milieuvoorschriften.
AANWIJZING
Veiligheidshoofdstuk in acht nemen!
De fundamentele veiligheidsinstructies in hoofdstuk 3 Veiligheid,
pagina 7 opvolgen.
Handleiding
1B30E, 1B50E / 02 - Rev. 01
HATZ