1B30E, 1B50E / 02 - Rev. 01
7.2
Controles uitvoeren
Voordat wordt gestart
Voordat de motor wordt gestart, moeten enkele controles worden uitgevoerd
om een storingvrije werking van het apparaat te verzekeren.
Aanpak
Stap
1
2
3
4
5
6
7.3
Motor starten
De motor – indien mogelijk – door hem los te koppelen scheiden van het aan
te drijven apparaat. Apparaat altijd op nullast schakelen.
Veiligheidsinstructies
HATZ
Controle
Apparaat staat veilig en horizontaal.
Standplaats goed geventileerd.
Voldoende brandstof in de tank (zie paragraaf 7.6 Brandstof tan-
ken, pagina 48).
Voldoende motorolie in het carter (zie paragraaf 6.4 Vullen met
motorolie (eerste vulling), pagina 37).
Niemand bevindt zich in de gevarenzone van de motor of van
het apparaat.
Alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht.
GEVAAR
Levensgevaar als gevolg van het inademen van uitlaatgas-
sen.
In gesloten of slecht geventileerde ruimten kunnen de giftige uit-
laatgassen van de motor leiden tot bewusteloosheid en zelfs tot
de dood.
▪
Apparaat nooit gebruiken in gesloten of slecht geventileerde
ruimten.
▪
Uitlaatgassen niet inademen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor motorschade door het gebruik van startsprays.
▪
Het gebruik van startsprays kan ongecontroleerde ontste-
kingen veroorzaken.
▪
Motorschade als gevolg van ongecontroleerde ontstekin-
gen.
▪
Nooit startsprays gebruiken.
Handleiding
Bediening en werking
41