Veiligheid
▪ Het gebruik van ongeschikte of niet door HATZ vrijgegeven reserveonder-
delen en accessoires.
▪ Gebruik in een brand-gevaarlijke of explosieve omgeving.
▪ Gebruik in gesloten of slecht geventileerde ruimten.
▪ Werking in agressieve atmosfeer (bijv. hoge zoutbelasting) zonder verdere
maatregelen wat betreft corrosiebescherming.
▪ Inbouw van een toestel op verplaatsbare apparaten (bijv. voertuigen, aan-
hangwagens) zonder vrijgave van HATZ.
▪ Oneigenlijk gebruik afwijkend van DIN 3046 -1 en DIN ISO 8528 (klimaat,
belasting, veiligheid).
Resterende gevaren
Resterende ontstaan door het dagelijkse gebruik of als gevolg van onder-
houdswerkzaamheden.
Op deze resterende gevaren wordt gewezen in paragraaf 3.2.2 Apparaat-
specifieke veiligheidsinstructies voor het gebruik, pagina 15 en in paragraaf
3.2.3 Apparaatspecifieke veiligheidsinstructies voor onderhoudswerkzaam-
heden, pagina 17 evenals in de overige tekst van deze handleiding, onmid-
dellijk voor de betreffende beschrijvingen of instructies.
3.1.2 Verplichtingen van de exploitant of fabrikant van het apparaat
Verplichtingen van de fabrikant van het apparaat
Als u een motor hebt die nog niet is geïnstalleerd in een machine en die
eerst moet worden ingebouwd, dan moet beslist de montagehandleiding
voor HATZ dieselmotoren worden gelezen, voordat wordt begonnen met
het inbouwen. Deze montagehandleiding bevat belangrijke informatie om de
motor veilig te monteren en is verkrijgbaar bij het dichtstbijzijnde HATZ ser-
vicestation.
Het starten van de motor is verboden zolang hij niet volledig is inge-
bouwd!
Daarnaast wijzen we erop dat de inwerkingstelling van de machine is verbo-
den zolang niet is vastgesteld dat de machine waarin deze motor moet wor-
den ingebouwd, voldoet aan alle maatregelen die relevant zijn voor veilig-
heid en aan de wettelijke voorschriften.
Verplichtingen van de exploitant
De exploitant is verplicht om het apparaat alleen te gebruiken in perfecte
staat. Hij moet de staat van het apparaat controleren vóór gebruik en ervoor
zorgen dat gebreken worden verholpen voorafgaand aan de inwerkingstel-
ling. Het gebruik van het apparaat wanneer gebreken zijn geconstateerd is
niet toegestaan. De exploitant moet zich er bovendien van overtuigen dat al-
le personen die aan het apparaat werken, vertrouwd zijn met de inhoud van
deze handleiding.
8
Handleiding
1B30E, 1B50E / 02 - Rev. 01
HATZ