Een HATZ dieselmotor gaat voor U werken Deze motor is uitsluitend voor gebruik in de machine, waarin de motor door de producent van de machine is ingebouwd en getest, bestemd. ieder ander gebruik kan schade aan o.a. de machine of motor veroorzaken.
Inhoud Blz. Blz. Tips voor het veilig bedienen 5.3. Onderhoud na iedere 250 uur van de motor 5.3.1. Onderhoud van het oliebadluchtfilter 5.3.2. Smeerolie verversen Beschrijving van de motor 5.3.3. Klepspeling controleren en afstellen 5.3.4. Koelluchtopeningen schoonmaken Algemene beschrijving 5.3.5. Boutverbindingen controleren 3.1.
1. Tips voor het veilig bedienen van de motor HATZ dieselmotoren zijn economisch, robuust, hebben een lange levensduur en zijn universeel inzet- baar. De fabrikant van het produkt waarvan de motor een deel geworden is, zal eventuele voorschrif- ten ter beveiliging van zijn produkt naleven. De motor is een deel van zijn produkt. Desondanks ter aanvulling enige aanwijzingen tot een nog betere beveiliging.
Pagina 5
Tips voor het veilig bedienen van de motor – Onderhoud-, schoonmaak- en reparatiewerkzaamheden alleen bij afgezette motor uitvoeren. – Tanken alleen bij afgezette motor. Bij open vuur of vonken of tijdens het roken nooit tanken, of brandstof overgieten of morsen. –...
3.2. Transport 3.4. Belasting van de motor De hijsband „20“ is alleen geschikt Het gebruik van de motor waarbij gedurende lan- voor transport van de motor met alle gere tijd geen belasting wordt afgenomen kan op door „HATZ“ leverbare extra componenten. het lopen van de motor een negatieve invloed Zie hfdst.
Bediening 4.1. Voorbereiding voor de eerste start Alle motoren worden zonder brandstof en smeerolie geleverd. 4.1.1. Smeerolie Oliekwaliteit Geschikt zijn alle merkolieën die tenminste aan de volgende specificaties voldoen: ACEA - B2 / E2 of hoogwaardiger Motornummer ingeslagen in het cilinderblok. API - CD / CE / CF / CF-4 / CG-4 of hoogwaardiger Indien motorolie van een mindere kwaliteit toe-...
Bij het vullen van smeerolie resp. bij controle 4.1.2. Uitvoering met oliebadluchtfilter oliepeil dient de motor horizontaal te staan. 2440 / 10 – Oliepeilstok losdraaien en smeerolie vullen. Smeerolieinhoud zie hfdst. 3.1. 2444 / 5 max. – Oliereservoir „1“ demonteren en tot het merk- teken met motorolie vullen (Afb.
4.1.3. Brandstof – Vul de tank helemaal vol, voor de eerste start of bij geheel leeggedraaide tank, met dieselolie Alleen bij stilstaande motor brandstof (Afb. 11). bijvullen. Bij open vuur of vonken of Het brandstofsysteem ontlucht zich daardoor tijdens het roken nooit tanken, of brandstof automatisch.
4.2. Starten Vertande toerenverstelling Laat de motor nooit in een afgesloten, of siecht geventileerde ruimte lopen. Vergiftigingsgevaar! Voor het starten controle- ren dat niemand zich in het gevarengebied van de motor resp. machine bevindt. controleren of alle beveiligingen bevestigd zijn. 4.2.1.
Let op! Laat na langdurige stilstand (6 maanden of lan- ger) of bij de eerste start van de motor deze eerst gedurende ongeveer 20 seconden met een laag toerental en zonder belasting lopen. Hier- door wordt de smeerolie goed rondgepompt en is de motor voorbereid op belasting en wordt een slechte smering voorkomen.
4.2.3. Electrische start – Draai de contactsleutel in stand II. – Zodra motor loopt, sleutel loslaten. – Bereid de start voor als beschreven in De contactsleutel moet uit zichzelf in stand I hoofdstuk 4.2.1. terugspringen, en daar tijdens het draaien van de motor blijven staan.
Pagina 15
Brandstofafsluitklep, stopmagneet (optie) – Voor noodstart met de repeteerstarter dient de bedrijfsmagneet overbrugd te worden. Draai Zodra de startsleutel op stand I staat, wordt de hefboom „1“ 90 graden tegen de klok in met afsluitklep „1“ elektrisch ontgrendeld. een geschikte tang. De verzegelingsdraad De brandstoftoevoer naar de inspuitpomp is vrij- wordt dan verbroken.
Pagina 16
Bij het in de noodstart stand zetten van de stop- Uitvoering zonder storingsgeheugen magneet door de gebruiker wordt de gebruiker Dit model is niet specifiek aan uiterlijke kenmer- ook verantwoordelijk voor eventueel hieraan ver- ken te herkennen. In geval de motor direct na bonden risico’s en gevaren.
4.3. Stoppen van de motor Verdere mogelijkheden de motor te stoppen 1. Stopmagneet (optie) Toerenverstelling standaard uitvoering – Toerenverstelling „1“ tot aanslag STOP terug- stellen. Aanwijzing: Motoren waarbij het laag stationair toerental is ingesteld kunnen niet met de toerenverstelling stop gezet worden. Zie hiervoor de Alinea „Verdere mogelijkheden de motor te stoppen“.
Pagina 18
2. Stopstift (Optie) 05221301 – Druk de stop knop net zo lang in tot de motor stil staat, zie oof fig. 23 pos 2. – Na het stoppen van de motor stopstift „2“ los- laten en controleren dat deze weer in zijn oor- spronkelijke stand terugkomt.
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden alleen bij stilstaande motor uitvoeren. Voor de verwijdering van smeerolie, filters en reinigingsmiddelen dienen de geldende wettelijke voorschriften in acht genomen te worden. De contactsleutel buiten bereik van onbevoegden houden. Bij motoren met elektrostart de massapool (-) van de accu losmaken. Na beëindiging van onderhoudswerkzaamheden controleren of al het gereedschap verwijderd is en alle beschermingen weer zijn aangebracht.
Pagina 20
Uitvoering zonder zelfstellende kleppen °F °C OIL: SAE... AUTOM. 8 -15 052 502 00 1000 1B.. Uitvoering met zelfstellende kleppen Afhankelijk ervan of de motor voorzien is van Bij nieuwe of gereviseerde motoren moeten na zelfstellende kleppen, wordt één van de boven de eerste 25 uren altijd de volgende werkzaam- afgebeelde Onderhoudsvoorschrift stickers heden uitgevoerd te worden:...
8-15 5.2. Onderhoud na iedere 5.2.1. Oliepeil controleren Bij controle van het oliepeil moet de motor hori- zontaal staan en afgezet zijn. – Ontdoe de motor rondom de peilstok van stof en vuil. – Draai de peilstok los, neem deze uit en veeg deze schoon.
5.2.4. Waterafscheider kontroleren Afhankelijk van de brandstofkwaliteit en het al dan niet zorgvuldig vullen van de brandstoftank, dient regelmatig gekontroleerd te worden of zich water in de brandstoftank bevindt. 2440 / 13 – Indien de motor voorzien is van een oliebad- luchtfilter controleer dan tevens of het filter bij het aanzuigpunt „2“...
Indien onder aan de tank een buitenliggende wa- 5.3. Onderhoud na iedere terafscheider is gemonteerd, controleer dan da- 5.3.1. Onderhoud van het gelijks, gelijk bij het controleren van de smeero- oliebadluchtfilter liestand in het carter of er geen water in de wa- terafscheider gekomen is.
Uitvoering met voorafscheider 2440 / 13 2445 / 3 – Demonteer vuilreservoir „1“ maak het leeg en schoon. – Maak aanzuigopening „2“ eveneens schoon en droog. BELANGRIJK! Vul nooit olie via het vuilreservoir. – Voorafscheider monteren en met vleugelmoer vastzetten. 5.3.2.
5.3.3. Klepspeling controleren en afstellen Bij motoren met zelfstellende kleppen zijn de volgende genoemde werkzaamheden niet nood- zakelijk. Ziwe hiervoor het onderhoudsschema Hfdst. 5.1. Afstellen alleen bij koude motor (10 - 30 °C). 2442 / – Bij uitvoeringen met een oliebadluchtfilter bout „2“...
– Bij verkeerde klepspeling bout „2“ losdraaien en zeskantmoer „3“ zo verdraaien, dat na het vastdraaien van bout „2“ voelermaat „1“ met net voelbare weerstand tussen klep en tuime- laar kan worden doorgetrokken. – Klepdeksel met een nieuwe pakking monteren en gelijkmatig aanhalen.
– Maak de uitlaatzeef met een geschikte (staal)borstel schoon. – Controleer de uitlaatzeef op scheurvorming of defecten en vervang deze indien nodig. De bouten en moeren van de brand- stofinspuitpomp en regulateur welke aangeduid zijn op afb. 45, zijn met zegellak verzegeld.
Uitvoering met brandstoffilter in de tank 5.4. Onderhoud na iedere 5.4.1. Brandstoffilter vervangen Het onderhoudsinterval van het brandstoffilter hangt af van de kwaliteit van de getankte brand- stof. Indien nodig moet het interval verkort wor- den tot 250 uur. Bij werkzaamheden aan het brandstof- systeem: Geen open vuur, niet roken.
Uitvoering met externe brandstoffilter – De brandstoffilter moet vervangen worden. (geen brandstoffilter in de tank) Op de doorstromingsrichting (pijlen) letten. – Brandstoftank legen. Hiervoor de schroef „1“ – Filter aan de houder bevestigen. losdraaien, afb. 33 resp. afb. 34 en de brand- –...
Reinigen van het filterelement Droge vervuiling, stof 2442 / 3 – Kunststofmoer „1“ losdraaien en het luchtfil- 2444 / 10 terelement „2“ demonteren. – Maak het filterhuis en het deksl goed schoon, – Filterelement met droge perslucht, van binnen- om te voorkomen dat bij montage vuil in het uit naar buiten zo lang uitblazen, tot er geen inwendige van de motor kan komen.
1000 5.5. Onderhoud na iedere 5.5.1. Smeeroliefilter reinigen Als het smeeroliefilter gereinigd wordt dan dient tevens de smeerolie ververst te worden omdat bij demontage van het filter olie uit de motor loopt. De motor moet horizontaal staan en afgezet zijn. Pas op ! Hete uitstromende olie kan verbrandingsgevaar obleveren.
Pagina 32
– Controleer afdichtingsring „1“ op beschadigin- – Oliefilter in het huis schuiven en tot de aanslag gen en vervang deze zonodig. aandrukken. – Controleer afdichtingsring „2“ op beschadigin- – Voor het vastdraaien van de bout controleren gen en goede klemming in het afdichtvlak en of de veerplaat met de beide uiteinden „1“...
Storingen – Oorzaken – Verhelpen Storing Mogelijke oorzaak Verhelpen door Hfdst. 6.1. Toerenverstelhefboom staat op Motor start niet of stop. Stophefboom staat op Hefboom in START stand zetten 4.2.1. niet direkt. Is ech- stop of stationair. ter wel rond te draaien.
Pagina 34
Storing Mogelijke oorzaak Verhelpen door Hfdst. Bij lage Te laag starttoerental onder temperaturen. 400 omw/min - Te dikke olie. Smeerolie verversen met olie 5.3.2. met de juiste viscositeit. 4.1.1. - Accu leeg. Accu controleren, opladen, of laten nakijken in een werkplaats. Bij de uitrusting Magneetklep defect en / of fout met stopmagneet...
Storing Mogelijke oorzaak Verhelpen door Hfdst. 6.4. Brandstoftoevoer onderbroken. Motor stopt tijdens - Tank leeg. Tank vullen. 4.1.3. gebruik. - Brandstoffilter verstopt. Filter vervangen. 5.4.1. - Tankontluchting verstopt. Tankontluchting controleren. - Lucht in het brandstofsysteem. Brandstofsysteem op lucht- toevoer controleren en ont- luchtingsklep testen.
Pagina 36
Art der Störung Mögliche Ursachen Abhilfe Kap. 6.7. Oliepeil te hoog. Olie aftappen tot MAX markering Motor wordt zeer op de peilstok. 5.3.2. heet. Slechte koeling: Controlelampje - Door vervuiling van het cilinderkoptempe- koelsysteem. Koelsysteem schoonmaken. 5.3.4. ratuur (optie) brandt. - Niet goed gemonteerde, of Koelluchtbeplating controleren ontbrekende koelluchtgeleidin-...
– Voor het nood handstarten zonder accu, ga Elektrische uitrusting dan als volgt te werk: - Bij uitvoeringen met een instrumentenpaneel op de motor (afb. 25) de stekker van de Accu’s ontwikkelen explosieve gassen. spanningsregelaas los maken en de contact- Houdt open vuur en vonkvorming op sleutel in stand 0 zetten en uit het slot halen.
Pagina 38
Uitgebreide fabrikant-/inbouwverklaring EG-machinerichtlijn 98/37/EG resp. 2006/42/EG*) De fabrikant: Motorenfabrik Hatz GmbH & Co. KG Ernst-Hatz-Straße 16 D-94099 Ruhstorf a. d. Rott verklaart hiermede dat de onvolledige machine: productbenaming: Hatz-dieselmotor typebenaming en vanaf doorlopend serienr.: 1B20=10031; 1B20 NON EPA=30031; 1B20V=11121; 1B20V NON EPA=30121; 1B20R=14410; 1B27=12510;...