6 Montage
6.2 Sensoren
Buisdempingsmatten
Buisdempingsmatten kunnen in lengte- of in dwarsrichting op de buis worden bevestigd. De totale buisomtrek wordt
bedekt met buisdempingsmatten.
Buisdempingsmatten kunnen worden gemonteerd om de stoorgeluidverspreiding in de buiswand te verminderen als de
aanbevolen afstanden t.o.v. de reflectiepunten niet gerespecteerd kunnen worden.
Als de gemeten SCNR-waarde > 40 dB is, worden er geen buisdempingsmatten gemonteerd.
Afb. 6.8:
Gemonteerde sensor- en buisdempingsmatten in reflex mode
1
1 – buisdempingsmatten (in lengterichting geplakt)
2 – reflectiepunt (b.v. flens, lasnaad)
Zelfklevende dempingsmatten
• Kies het meetpunt volgens de opmerkingen in hoofdstuk 3.
• Let op de bedrijfstemperatuur van de dempingsmatten (zie Technische specificatie, paragraaf "Dempingsmatten").
• Leg de plaats op de buis vast waarop de dempingsmatten gemonteerd worden:
– Voor buisbuitendiameter < 900 mm zie paragraaf 6.2.2.1.
– Voor buisbuitendiameter > 900 mm zie paragraaf 6.2.2.2.
• Reinig de plaats op de buis waarop de dempingsmatten gemonteerd worden:
– Maak een laklaag glad door ze te schuren. De verf hoeft niet volledig verwijderd te worden.
– Verwijder roest of afgebladderde verf.
– Verwijder vet of stof. Reinig het buisoppervlak met zeepsop.
• Bepaal het aantal en de grootte van de dempingsmatten die gemonteerd worden:
– Voor buisbuitendiameter < 900 mm zie paragraaf 6.2.2.1.
– Voor buisbuitendiameter > 900 mm zie paragraaf 6.2.2.2.
• Snijd de dempingsmatten op de juiste maat.
• Verwijder een gedeelte van de beschermfolie.
Afb. 6.9:
De beschermfolie verwijderen
1
1 – beschermfolie
38
2
1
FLUXUS G831
2022-11-01, UMFLUXUS_G831V1-3NL