FLUXUS G831
13.1.2
Turbulentiemode
Bij sterke turbulentie, d.w.z. hoge getallen van Reynolds of gestoorde stromingsprofielen als gevolg van korte inlaat-/
uitlaatlengtes, treden grote fluctuaties op in de looptijd van de ultrasone signalen, hetgeen leidt tot een slechte
signaalkwaliteit (b.v. afname van de signaalamplitude, toename van de versterking). Een instabiele meting met vaak
signaalverlies en diagnostische waarden VariAmp > 5 % wijzen op sterke turbulentie. Hier kan het nuttig zijn om de
turbulentiemode te activeren.
Voorwaarde voor metingen met geactiveerde turbulentiemodus
• Met gedeactiveerde turbulentiemodus moet de SNR > 15 dB zijn.
• De signaalversterking met geactiveerde turbulentiemodus is min. 3 dB kleiner dan met gedeactiveerde
turbulentiemodus. De signaalversterking moet worden gemeten bij stroomsnelheden op het werkpunt waar sterke
turbulentie wordt vermoed.
Indien aan deze criteria wordt voldaan, blijft de gespecificeerde meetonzekerheid gehandhaafd, zelfs wanneer de
turbulentiemodus is geactiveerd.
Indien niet aan deze criteria wordt voldaan, verdient een meting met uitgeschakelde turbulentiemodus de voorkeur.
Opties\Speciale instelling\Turbulentiemode
• Kies in de programmavertakking Opties het menupunt Speciale instelling.
• Druk op ENTER totdat het menupunt Turbulentiemode wordt weergegeven.
• Kies Aan om de turbulentiemode te activeren. Kies Uit om de hem te deactiveren. Kies Voorinstelling als er geen
gebruikersgedefinieerde invoer mag plaatsvinden.
• Druk op ENTER.
13.1.3
Meerpuntskalibratie
U kunt een meetwaardereeks invoeren om een kalibratiecurve voor de stromingssnelheid te definiëren.
De meetwaardereeks opnemen:
• Start een meting met de transmitter en een referentieapparaat.
• Verhoog stapje voor stapje de waarde voor de stromingssnelheid. Het meetbereik moet exact overeenkomen met het
latere werkbereik.
• Noteer de meetwaarden of bewaar ze.
De meetwaardereeks invoeren:
• Kies in de programmavertakking Opties het menupunt Speciale instelling.
• Druk op ENTER totdat het menupunt Meerpuntscalibratie wordt weergegeven.
Opties\Speciale instelling\Meerpuntscalibratie
• Kies Ja om een kalibratiecurve te definiëren. Kies Nee om te meten zonder kalibratie.
• Druk op ENTER.
Opties\Speciale instelling\Meerpuntscalibratie\Calibratiepunten
• Toets het aantal meetwaardeparen in.
• Druk op ENTER.
Opties\Speciale instelling\Meerpuntscalibratie\Punt x=werkel. waarde
• Voer de meetwaarde van de transmitter in.
• Druk op ENTER.
UMFLUXUS_G831V1-3NL, 2022-11-01
13 Gebruikersmodes
13.1 StandardUser-mode
155