10 Fouten lokaliseren
10.1 Problemen met de meting
10.1
Problemen met de meting
Een meting is niet mogelijk, omdat er geen signaal ontvangen wordt. Er verschijnt een vraagteken achter de
meetgrootheid. De LED brandt rood nadat de meting is gestart.
• Stel vast, of de ingetoetste parameters correct zijn, vooral de buisbuitendiameter, de buiswanddikte en de
geluidssnelheid van het medium. Typische fouten: de omtrek of de radius is ingetoetst in plaats van de diameter, in
plaats van de buitendiameter is de binnendiameter ingetoetst.
• Controleer het aantal meetpaden.
• Zorg er voor, dat de aanbevolen sensorafstand bij de montage van de sensoren is ingesteld.
• Zorg er voor dat er een passend meetpunt is gekozen en dat het aantal meetpaden correct is.
• Probeer een beter akoestisch contact tussen de buis en de sensoren tot stand te brengen.
• Toets een kleiner aantal meetpaden in. Mogelijk is de signaaldemping te hoog vanwege een hoge viscositeit van het
medium of vanwege aanslag op de buisbinnenwand.
Het meetsignaal wordt ontvangen, maar er worden geen meetwaarden ontvangen
• Als de vastgelegde bovenste of onderste grenswaarde van de stromingssnelheid wordt overschreden of onderschreden,
dan verschijnt UNDEF in beeld en verschijnt achter de meegrootheid een uitroepteken. De meetwaarden worden als
ongeldig gemarkeerd. De grenswaarde moet worden aangepast aan de meetomstandigheden.
• Als er geen uitroepteken staat, is een meting op het gekozen meetpunt niet mogelijk.
Signaalverlies tijdens de meting
• Als de buis drukloos was en daarna geen meetsignaal meer wordt ontvangen, moet u contact opnemen met FLEXIM.
• Wacht even totdat het akoestische contact weer tot stand is gebracht. De meting kan door een tijdelijk hoog aandeel
vloeistof en vaste deeltjes in het medium onderbroken worden.
De meetwaarden wijken aanzienlijk af van de verwachte waarden
• Verkeerde meetwaarden worden vaak veroorzaakt door verkeerde parameters. Zorg er voor, dat de ingetoetste
parameters voor dat meetpunt correct zijn.
10.2
Het meetpunt kiezen
• Zorg er voor, dat de aanbevolen minimumafstand ten opzichte van alle storingsbronnen gerespecteerd wordt.
• Neem geen meetpunten waar aanslag op de binnenkant van de buis ontstaat.
• Neem geen meetpunten die zich in de buurt van gedeformeerde of beschadigde plaatsen op de buis of in de buurt van
lasnaden bevinden.
• Zorg er voor dat het buisoppervlak op het meetpunt vlak is.
• Meet de temperatuur op het meetpunt en zorg er voor dat de sensoren voor deze temperatuur geschikt zijn.
• Zorg er voor, dat de buisbuitendiameter binnen het meetbereik van de sensoren ligt.
• Bij het meten op een horizontale buis moeten de sensoren aan de zijkant van de buis worden bevestigd.
10.3
Maximaal akoestisch contact
• zie paragraaf 6.2
144
FLUXUS G831
2022-11-01, UMFLUXUS_G831V1-3NL